Beste mede Drascombe-kringers,
De zomerbijeenkomst te Blinckvliet was mijn eerste -en zeker niet mijn laatste, want dat beviel me wel- NKDE activiteit en daar kreeg ik 5(!) maal de vraag hoe ik het hout van mijn Lugger had behandeld. Ik beloofde het antwoord in een verhaal uit de doeken te doen. Belofte maakt schuld, (zelfs na een aantal maanden) dus hieronder het één en ander over houtolie.
Een verhaal over olie dus. Niet van dat soort dat je in je 5pk Yamaha BB-motor giet om vastlopen te voorkomen, maar over houtolie zoals daar zijn: lijnolie (zowel rauw als gekookt als dubbel gekookt), tungolie, harwaxolie, danish oil, meubelolie, standolie, oei, oei, oei…. dit wordt (wederom) een lang verhaal.
Ik schrijf dit ook omdat ik bij mijn klanten merk (ik ben timmerman) dat velen wat verdrinken in het gigantische aanbod van houtbeschermingsmiddelen, waar olie dus ook bij hoort. Gooi nog een blok hout op de kachel, neem u er een goeie trappist bij (mijn favoriet is de Belgische Orval, maar eerlijk is eerlijk, de Nederlandse Latrappe Quadrupel is ook een topper) en leer via dit verhaal de basis over houtbescherming via houtolie.
Hout, vroeger zowat de enige grondstof om een schip te bouwen, tegenwoordig vooral gebruikt om een schip wat ‘klassieke’ toetsen te geven. Gelukkig bevatten onze Drascombes nog een behoorlijke portie van dit prachtig materiaal. Vroeger blijkbaar teak (op mijn ‘83 Lugger toch) tegenwoordig zou er Iroko worden gebruikt heb ik gelezen. Zeker ook de masten niet vergeten, wat is dat toch prachtig die 2 houten mastjes, beeldt u zich een Drascombe met 2 aluminium masten in, ik zou niet voor een Drascombe gevallen zijn vrees ik.
Hout is dus een prachtig materiaal, maar heeft als ‘nadeel’ dat het een organisch natuurproduct is en zoals alles in de natuur, (inclusief wij als mens) moet het worden opgeruimd als het dood is. Groei, bloei, dood, verderf, ook bomen en hun geleverde producten ontkomen er niet aan.
Tijdens het leven van bomen hebben deze een actieve bescherming tegen het vergaan van het hout. Bij naaldhout is dat het aanmaken van hars, bij eiken het hoge looizuurgehalte (dat stinkende bruine spul waar ze vroeger het leer mee looiden) bij teak is dat, en dit geloof je nooit, olie. Ook na de dood van de boom zorgen deze stoffen voor bescherming van het hout, wat bij de ene soort al wat beter werkt als bij de andere.
Nog kort even over wat vergaan van hout nu eigenlijk is en welke oplossingen er voor zijn. Ik geef jullie enkel de basis mee, want anders kost het jullie teveel kachelhout en teveel trappisten, het is een zeer complex onderwerp en kan anders dus erg lang worden.
Er zijn een hele resem organismen die helpen het dode hout in het bos (of de dode mast op onze boot, want die organismen nemen het niet te nauw, echt alles goed) helpen af te breken.
Doel is om de opgeslagen koolstof te verbranden en er energie uit te halen, verteren dus, net zoals wij doen met een stuk spek of een boterham met choco. Het resultaat is energie, CO2 en minder hout. De houtblok in uw kachel is daar eigenlijk de versnelde versie van, de organismen doen er gelukkig langer over, stel je voor dat je halverwege een overtocht de helft van je mast ziet verdwijnen. Deze organismen hebben echter steeds water (ze hebben namelijk geen trappisten ter beschikking) en zuurstof nodig en ze worden soms geholpen door grotere organismen die zorgen dat vocht sneller en dieper in het hout kan dringen (spechten, allerlei knagende insecten, pissebedden …).
Het eigenlijke rotten van het hout wordt veroorzaakt door schimmels. Hun ‘wortels’, mycelium genaamd, groeien door vochtig, zuurstofrijk hout en ‘eten’ het hout als het ware op. Als je dat lang genoeg kan aanzien, krijg je na verloop van tijd een mooie beloning in de vorm van prachtige zwammen. Is dit het geval op uw mast? Dan is enige schaamte wel op z’n plaats, want dan heb je wel héél lang gewacht om je mast van een nieuw laagje bescherming te voorzien. Als de schimmels volledig door het hout zijn gegroeid is het kalf (of de boot als het een houten romp betreft) helaas al verdronken en ben je hopeloos te laat om je hout nog te beschermen. Het verschijnen van een paddenstoel is voor een schimmel als het ware het hijsen van de overwinningsvlag, het hout heeft dan reeds al zijn sterkte en samenhang verloren en is dus ‘rot’.
Soms worden schimmels doelbewust in hout geënt, iedereen kent wellicht de heerlijke shiitakes die op eiken stammetjes groeien. Op zich zou het best handig kunnen zijn als je eikenhouten schip je op een lange overtocht kan voorzien van de heerlijkste paddenstoelen. Vang een heerlijke zeebaars, pluk de paddenstoelen van je romp en je hebt een heerlijk maal! Weet echter wel dat de schimmels je romp zullen ‘verbruiken’ en je dus vroeg of laat met je heerlijke maal op de zeebodem terecht komt.
Een schimmel heeft tijd nodig om te groeien en doet dat niet in hout dat kort nat wordt en daarna weer opdroogt. Het hout moet lange tijd vochtig zijn (vanaf 22% vocht kan een schimmel groeien). Als de schimmel eenmaal aanwezig is, kan deze lange tijd in ‘standby’ blijven als je het hout na een vochtige periode beschermt tegen water. Een schimmel kan makkelijk 1 jaar overleven in droog hout om daarna (als er terug vocht beschikbaar is) als nooit tevoren terug ten strijde te trekken.
Conclusie is dus, dat houtrot wordt veroorzaakt door schimmels die in het hout groeien en hiervoor water en zuurstof nodig hebben, allerlei andere organismen helpen om deze schimmels snel te doen groeien.
Om rot te voorkomen moet je dus voorkomen dat schimmels ontstaan of kunnen gedijen. Dit kan je doen:
- door water en/of zuurstof te weren.
- door schimmels en hun sporen te doden door gebruik van insecti- of biocide. (iedereen kent wel de groene gedrenkte panlatten).
- door hun voedsel (legnine en cellulose) te ontnemen.
Dit laatste is een opnieuw oprukkende trend in de vorm van thermowood.
Door de hoge temperatuur waar het hout aan wordt onderworpen verandert de structuur van het hout waardoor de voedingsstoffen niet meer beschikbaar zijn. (Vroeger werd hout gewaterd om zo de voedingsstoffen uit te logen, deze techniek is echter nooit bevestigd en zou eerder dienen om hout stabieler te maken).
Alle houtbescherming is gebaseerd op één (of meerdere) van bovenstaande technieken. 2 en 3 worden zelden gebruikt op schepen, insecticide spoelt uit en thermowood in dikkere secties is onbetaalbaar en heeft andere nadelen. Bovendien wordt het hout bij deze technieken niet beschermd tegen het grijs worden van hout, houtbescherming heeft namelijk ook nog een 2e functie en dat is het esthetisch aantrekkelijk maken/houden van hout.
De meesten onder ons zullen echter kosten nog moeite besparen om techniek 1 (water en/of zuurstof weren) toe te passen.
Een bijzonder efficiënte methode om een houten boot tot in de eeuwigheid te bewaren is deze te doen zinken. Klinkt raar? Toch niet, want 200m onder de zeespiegel is er weinig tot geen zuurstof, wel water, maar er moet water én zuurstof zijn. Lekker efficiënt maar helaas ook geweldig onpraktisch.
Een andere manier is het ‘mechanisch’ weren van vocht. Dit zie je veel in houtbouw, goede timmermannen zullen altijd de houtconstructie zo aanpassen dat waterinsijpeling wordt voorkomen, bijvoorbeeld door dakoversteken, extra afdekken van kops hout (kops hout neemt water veel sneller op, denk maar aan onze mastvoet en top), …
Helaas is ook dat maar deels een oplossing voor schepen, want om nu boven op je mast, in plaats van een windvaan, een paraplu te monteren is ook een heel gedoe, bovendien slaat die vanaf windkracht 6 dubbel en zeil je met gestreken zeilen waarschijnlijk gewoon verder op het extra ‘parapluzeil’
Verf, vernis, lazuur, olie, beits en afgeleiden zijn dus meestal praktischer en zijn dan ook verreweg de meeste gebruikte manieren om hout te beschermen. Hoewel ze allen hetzelfde doel hebben en volgens hetzelfde principe werken, (nl. vocht weren) zijn er wezenlijke verschillen en net hierover gaat mijn verhaal.
Wat mij betreft kunnen we een tweedeling maken in al deze producten en je ziet dat de industrie dat ook zo doet, namelijk filmvormend en niet-filmvormend. Vernis en (de meeste) verf zit in het filmvormende kamp, olie zit duidelijk in het niet-filmvormende kamp. Beits en lazuur zitten er zowat tussenin, afhankelijk van hun samenstelling.
Filmvormende producten sluiten het hout volledig af met een opliggende, 100% waterdichte film. Op zich werkt dat zeer goed, totdat er in deze film een scheurtje komt. Water kan via deze scheur in het hout dringen, maar kan moeilijk terug uitdampen. Vergelijk het met een zeilpak (of regenjas) uit pvc zoals de welbekende Guy Cotton jassen, werkelijk potdicht, geen enkel drupje water zal een kans zien om door te dringen tot op uw vel, maar pas op als er ook maar 1 klein gaatje in zit (of een rits die niet goed sluit) je wordt tóch nat en er is geen drogen meer aan, eenmaal nat is nat tot je heel de boel uittrekt.
Niet-filmvormende middelen kan je vergelijken met ademende materialen (bijvoorbeeld gore-tex), misschien niet zó waterdicht als ‘plastiek’, maar het kan ook vocht van binnenuit naar buiten transporteren waardoor je toch droog blijft.
Olie zit dus duidelijk in het “niet-filmvormend kamp”, dit omdat de olie in het hout trekt en het geen laag op het hout vormt (tenminste, als je het correct toepast). Olie werkt volgens het principe: “waar olie zit, kan geen water zitten”, dat is zo klaar als een klontje.
Soorten olie:
Ook hier moet ik beknopt zijn om de verveling niet te laten toeslaan. Zo goed als alle oliën zijn gemaakt op basis van tungolie en/of lijnzaadolie. Tungolie wordt gewonnen uit de tungnoot en lijnzaadolie uit het zaad van vlas (=lijnzaad). Er zijn werkelijk 100-den oliën met de meest exotische benamingen, maar allen zullen ze uit een mengsel van bovenstaande oliën bestaan. De naamgeving is meestal een commerciële zet, de basis blijft (grotendeels) gelijk.
Tungolie is echter de meest kwalitatieve met de meeste gunstige eigenschappen ten opzichte van lijnolie.
In het “Drascombe owner’s handbook” lees je over het onderhoud van het hout op onze boten“an occasional rub over with a rag soaked in boiled lineseedoil is all that is required”.
Het risico lopend dat ik de volledige NKDE over me heen krijg, zou ik dat toch enigszins willen tegenspreken. Pas op, lijnzaadolie beschermt evengoed als tungolie, maar in buitentoepassingen wordt het ontzettend zwart. Veel mensen zeggen dat ze een olieafwerking lelijk vinden, meestal hebben ze dan onwetend lijnzaadolie buiten gebruikt.
Een ander nadelige eigenschap is dat lijnzaadolie een enorm lange ‘droogtijd’ heeft. Het behandelde hout blijft nog weken(!) vettig aanvoelen. Door de olie te koken wordt deze tijd enorm teruggedrongen, maar ook hier wint tungolie het van (gekookte) lijnzaadolie.
Voor buitentoepassingen gebruik je dus altijd tungolie (of een mengeling).
Waarop letten bij aankopen?
Olie is olie en dat is niet goedkoop. Olie zal altijd een euro of 30-40 per liter kosten. Vind je toch een pot van maar 20 euro? Lees dan de inhoud op het etiket, meestal zal je vinden dat er een zeer grote (spotgoedkope) hoeveelheid oplosmiddel inzit. Dit oplosmiddel verdampt en uiteindelijk heb je dus maar de helft olie over, de literprijs staat dan weer op 40 euro. Koop dus zuivere olie en voeg zelf oplosmiddel (meestal gomterpentijn, GEEN terpentine) toe indien nodig. In de doe-het-zelf zaak vind je meestal ook ‘gekookte’ lijnolie voor een euro of 10-20/l. Dit is geen echte gekookte olie, maar rauwe lijnolie (meestal chemisch ontrokken i.p.v. geperst) waaraan droogstoffen zijn toegevoegd. Dit is niet het echte spul en is minderwaardig aan een kwalitatieve koudgeperste en écht gekookte olie. Dat koken is trouwens niet gewoon alles in een pot flikkeren en stoken, maar het is een nauwkeurig vastgelegd temperatuurverloop dat zeer nauw luistert.
Voor het verwerken van houtolie verwijs ik graag naar de website van de cokerije (www.hout-olie.nl). Hij geeft daar duidelijke en uitgebreide instructies over het toepassen van houtolie. Kort komt het erop neer dat je bij aanvang het hout zo veel olie laat opzuigen als mogelijk, door bij de eerste 2 behandelingen de olie te verdunnen dringt deze dieper in het hout. Zeer belangrijk na het aanbrengen is dat je de olie laat intrekken, maar niet laat opdrogen, er mag zich geen film vormen. Na 30-60 minuten na het insmeren veeg je het overtollige er weer af. Na de basisbehandeling is het een kwestie van regelmatig uitvoeren van onderhoud door met een in olie gedrenkte doek af en toe langs te lopen (dit is dus de befaamde ‘occasional rub with a rag’).
Het verschil met vernis is dus dat je met olie ‘constant’ een klein beetje werk hebt, terwijl je met vernis af en toe héél veel werk hebt, de keuze is aan u. Een geolied stukje hout niet onderhouden is ook mogelijk, maar weet wel dat de zon het buitenste laagje olie dat in het hout zit, afbreekt en het hout dus vergrijst, dieper naar binnen blijft de bescherming echter behouden.
Persoonlijk zou ik de rondhouten bijvoorbeeld niet in de olie zetten, simpelweg omdat je de ‘occasional rub’ niet kan doen omdat de mast een heel seizoen recht staat of, zoals bij mij het geval is, de zeilen er nooit afgaan. Het berghout of spiegel daarentegen is dan weer perfect om met olie te behandelen, zelfs na de meest uitputtende dag zeilen is het een kleine moeite om met een doek even langs te lopen. Bij mij vraagt het minder dan 20 seconden! Telkens je dat doet verzadig je het hout een beetje meer en ‘vernieuw’ je de mooie afwerking.
Nog even een waarschuwing over deze ‘rag soaked in oil’, olie op een doek kan zelf ontbranden door broei, een beetje zoals hooi, maak van je doek dus nooit een prop, maar hang hem wat open of maak de doek nat als je klaar bent. Klinkt misschien vreemd, maar geloof me maar!
Zoals in alle zaken bestaat er in olieland ook een gulden middenweg, namelijk een mengeling van olie en vernis. De naam hiervoor is algemeen ‘deense olie’. Ooit uitgevonden om een geoliede oppervlakte de zo begeerde hoogglans te geven van 8 lagen ‘varnish’. Een olieafwerking is namelijk eerder mat tot hoogstens een lichte satijn glans. Wellicht de bekendste in botenland is de D1-D2 van Owatrol waar de D1 vooral olieachtige eigenschappen en de D2 vooral verniseigenschappen heeft.
Ook nog het vermelden waard is het bestaan van lijnolieverf, simpelweg lijnolie met pigment. Ik ben er zot van, het bladert niet, je kan de verflaag vernieuwen door ‘the occasional rub’ toe te passen, de pigmenten zijn prachtig en dan die geur… die is werkelijk fantastisch.
Hopelijk heb ik niemand verveeld met mijn pleidooi voor olie en heb ik geïnteresseerden wat basisinfo kunnen meegeven.
Ik blijf zelf alleszins lustig smeren met olie!
Tot kijk ergens op het water!
Michiel Jansen,
Lugger Mr. Earl
www.weidepoorten.be