Vijf dagen zeilen op de Waddenzee – een verslag van mijn eerste Smiscruise
Matthijs Eijgelshoven
Er zwemt een zeehond achter me aan. Hij heeft zijn kop boven water, zijn ogen nieuwsgierig op mij gericht. Ik ben aan het roeien tegen de stroom in, wat ik natuurlijk niet wil, ik had die stroom liever mee gehad. Maar ik wil nu eenmaal deze kant op om bij de andere boten te komen, zodat we een vlot kunnen bouwen. Wind is er nauwelijks deze ochtend, wat roeien de beste optie maakt. Gelukkig is het niet ver, een meter of tweehonderd. De zeehond blijft achter me aan zwemmen. Zou hij me willen aanmoedigen? Of maakt hij zich vooral vrolijk over deze stuntelige manier van voortbewegen, zo weinig soepel in vergelijking met zijn eigen zwemmen? Als ik bij de andere boten ben, verdwijnt hij onder water, alsof hij zijn pakketje heeft afgeleverd en nu verder kan met de rest van zijn dag.
Pannenkoeken
Het is een heiige ochtend, nagenoeg windstil en omdat we uiteindelijk toch terug zullen moeten naar Lauwersoog, stroomt het water de verkeerde kant op om nu te gaan varen. Dus maken we een vlot van onze negen Drascombes, kletsen en lezen wat en vallen iets na het middaguur droog. Inmiddels is de zon tevoorschijn gekomen en is er weer wind, maar geen water. De Smiscruise draait uiteraard om zeilen, om opgaan in de natuur op plekken waar bijna geen mens komt, maar het is ook een sociale gebeurtenis, ongedwongen en gezellig. We bombarderen de centrale boten tot keukens en bakken de hele middag pannenkoeken, daar ben je namelijk wel even mee bezig op onze kleine gaspitjes voor elf personen.
Ik ben voor het eerst mee, net als een van de anderen, terwijl sommige mensen elkaar al jaren kennen. Ik voel me snel opgenomen in de groep en, ook handig, ik doe deze middag heel wat ideeën op voor Beagle, mijn Drascombe Coaster. We zijn met zes Coasters en drie Longboat Cruisers en geen enkele is helemaal hetzelfde. Op mijn kluslijst voor na de Smiscruise komen in elk geval het verplaatsen van de grootschootklem naar het achterdek in plaats van dat gehannes met een oog op de helmstok (zeker op het Wad niet handig als je regelmatig het roer omhooghaalt om op de roeiriem te sturen) en mijn originele twee fokkeschootklemmen op beide boorden, vervangen door één bij de lier.
Door het oog van de naald en om het Oog van Rottum
De ontspannen middag bootjes kijken, wadlopen en pannenkoeken eten, is een goede afwisseling met de dag ervoor. Die dag, Hemelvaartsdag, is de langste vaardag van onze tocht en een prachtige zeildag, zoals je ze altijd wel zou willen hebben. Zodra er genoeg water staat, zeilen we naar het geultje dat de haven van Noordpolderzijl in leidt. De avond ervoor zijn we zo dicht mogelijk bij die geul voor anker gegaan, we hebben namelijk een klein tijdvak waarbinnen we de haven in én weer uit moeten zijn. Zelfs met een Drascombe ben je de spreekwoordelijk sigaar als je met afgaand water te laat bent, of naast het geultje terechtkomt. Het water is hier weg voor je het weet, en dan lig je tot het volgende tij onder de Groningse dijk, verlangend te staren naar het water waar je had willen varen. Om dat te voorkomen duiken we een uur voor hoogwater het geultje in. Dat geeft precies genoeg tijd voor een kop koffie in het Sylhoes en dan kort na hoogwater er weer uit.
Op aangeven van admiraal Chris van den Broek, motoren we door de geul. Motoren met een Drascombe op het Wad? Als we daadwerkelijk in Noordpolderzijl willen komen, zit er niet veel anders op. De geul is smal en kronkelend en we hebben geen tijd te verliezen. En zijn deze bootjes niet gemaakt om op onmogelijke plekken te komen? Een halfuurtje het gebrom van de motor aanhoren, blijkt meer dan de moeite waard. Noordpolderzijl is Nederlands enige echte getijdehaven, die helemaal droogvalt. Een buitenwereldse plek aan een dijk, met een gemaal en een café en verder in de wijde omtrek helemaal niks. We delen het Sylhoes met fietsers en dagjesmensen en breken na onze koffie en appeltaart snel weer op.
Dat moet ook wel snel, want we hebben grootse plannen voor de rest van de dag. Doel is naar het noordoosten varen over een droogvallende plaat, om uit te komen in een geultje ten oosten van Rottumeroog. Als we daar te vroeg zijn, wachten we even op het tij, zodat we buitenom om Rottumeroog kunnen varen en dan tussen Rottumeroog en Rottumerplaat weer naar binnen. Het is een perfecte dag om een stuk over de Noordzee te varen, een Beaufortje drie uit het noordwesten, zonnig, goed zicht. Eigenlijk heel ontspannen allemaal, maar Chris drukt ons wel op het hart: ‘Voortgang maken over de plaat, als je te laat bent en vastloopt met afgaand tij, dan slaap je vannacht op die plaat en kun je niet mee om Rottumeroog.’
We zeilen heerlijk over de plaat met stroom mee. Ik ben niet de snelste en zeil zo actief mogelijk om uit Beagle te halen wat ik kan. In de afgelopen dagen heb ik al wat verbeterd aan de stand van mijn grootzeil, met name het voorlijk. De vorige eigenaar zeilde met een giek, die ik eraf heb gehaald, maar ik mis een goede halstalie. Met wat ingrepen – extra rakbandjes, het zeil lager vastknopen aan de mastvoet – gaat het al een stuk sneller dan op de eerste dag en ik blijf behoorlijk bij.
Dan wordt het ondiep, tijd om het roer eruit te halen en verder te varen op de stuurriem. Ik begin toch wel serieus achterop te raken. Na de eerste dagen heb ik beter door hoe Beagle reageert op mijn gewicht. Een stap naar stuurboord of bakboord heeft meer effect dan aan de stuurriem hangen. Maar ik ben nog niet heel vaardig in dit varen zonder roer en als ik op een gegeven moment alle andere boten in het zeegat zie bijliggen of heen en weer varen, terwijl ik nog maar een paar centimeter water onder de kielbalk heb, moet ik weer aan de woorden van Chris denken: ‘Dan slaap je vannacht op die plaat…’ Op dat moment raak ik de bodem.
Ik heb me al ingesteld op een eenzame overnachting, als ik al prikkend met mijn peilstok voel dat het aan bakboord iets dieper is. Ik ga op één boord staan, zodat de boot helt en ik een paar centimeter extra speling heb, en met de stroom die mij de goede kant op zet, kom ik in de geul naar het zeegat terecht en kan ik weer zeilen, met het roer erin.
Snorrend spoedt Beagle benoorden Rottumeroog over de Noordzee. Hoog aan de wind over bakboord blijf ik zowaar een paar andere boten voor. Golven, zon, zout, drie eilanden in zicht – Borkum, Rottumeroog, Rottumerplaat – dit is hoe zeilen bedoeld is. Alle gedachten aan mijn gehannes op de plaat worden door de wind meegenomen en vervliegen ergens boven Borkum. Ik geniet met volle teugen en veel te snel zijn we alweer bij het zeegat tussen Rottumerplaat en Rottumeroog, waar we naar binnen gaan en het anker uitwerpen tot er voldoende water staat om met de vloed mee de Waddenzee weer op te zeilen.
Leren
Een van de fijne dingen aan de Smiscruise voor beginners is dat je er veel mag leren. Bij de palavers bespreken we de plannen voor de dag, maar we blikken ook altijd terug. Chris en rear admiral Harm brengen ter sprake wat ze is opgevallen en er is alle ruimte voor vragen. We concluderen samen al snel dat ik die middag de geul heb overvaren en ten oosten ervan op een ondiepte terecht ben gekomen. Ik vaar zonder dieptemeter of kaartplotter en dat wil ik graag zo houden, maar dan is het wel van belang om alle andere beschikbare informatie, bewust tot je te nemen. Ik had al eerder gezien dat er boten aan het zeilen waren. Maar ik had niet op ze gelet als bron van informatie over hoe ik kon varen. Het enige wat ik had gedaan was kijken waar ze waren, en hoe ver dat nog van mij was.
Admiraal Chris vaart met een grote wimpel aan de top van de gaffel, zodat hij makkelijk te herkennen is. Als ik zijn koers nauwkeuriger had gevolgd én goed had gekeken wat hij aan boord deed, dan had ik eerder mijn roer teruggeplaatst en was ik niet op die ondiepte terechtgekomen.
Ik vind het fijn om zo te leren. Door te doen, en door daarna met de anderen te bespreken hoe je iets hebt aangepakt en welke andere keuzes je kunt maken. Doordat rear admiral Harm de hele tijd als een bezemwagen in de gaten houdt of het met iedereen goed gaat en of iemand hulp nodig heeft, voelt het ook veilig.
Voor mij heeft het plezier de hele tocht voorop gestaan. De mogelijkheden en gevoeligheden van deze bootjes ontdekken, op plekken komen waarvan ik vooraf niet had bedacht dat het zou kunnen, samen met andere mensen met dezelfde interesse dit avontuur beleven. Ik vind het heerlijk en kan het iedereen aanraden. Voor de meesten in de groep geldt, dat zij alleen niet snel zo’n lange tocht zouden maken, en wellicht ook niet naar zulke afgelegen en daardoor ongerepte plekken. Ik ben blij dat ik dat in dit gezelschap wel heb gedaan. Ik weet nu dat ik weer kan aansluiten bij zo’n tocht en ik heb veel geleerd waardoor ik ook zelfstandig met Beagle nu op mooiere plekken kan komen dan daarvoor.
Tips
Ben je nog niet eerder met een Smiscruise mee geweest? Overweeg je dat wel te doen, of om zelfstandig het wad op te gaan? Er zijn een aantal zaken die ik anders zou hebben gedaan, misschien heb je er wat aan:
- Voer je anker op de boeg. Dat van mij leeft in een emmer in het achteronder, een betere plek voor de gewichtsverdeling, maar heel onhandig als je je anker veel gebruikt. En als je het op de boeg voert, is zo’n ‘snorretje’ handig om butsen bij ankerop gaan te voorkomen.
- Zorg voor goede uithouders voor grootzeil en fok. Voor de wind hanneste ik met een pikhaak die steeds inschoof en een bamboestok die te dun was. Niet handig als je ook de stuurriem moet bedienen en je gewicht op één plek wilt houden.
- Oefen met sturen op de riem. Ik had het weleens gedaan, maar een paar honderd meter varen met alleen fok en stuurriem om in Muiderberg een ijsje te halen, is toch wat anders dan een uur onder vol tuig aan de wind op zee. Chris geeft op de startdag instructie op het Lauwersmeer. Ik was daar niet op tijd voor, daar heb ik op het Wad nog weleens spijt van gehad.
- Ga! En geniet van vijf heerlijke dagen zeilen en Wadkrabben met andere Drascombevaarders.
Tot slot hier nog een overzicht van de gevaren route: