Wanneer het enthousiasme nóg groter is dan de kou. De perikelen van een beginnend zeiler.
Ondertussen heb ik reeds een 6-tal zeiltochtjes gemaakt met mijn ‘nieuwe’ bootje, de 1983 Drascombe Lugger Mr. Earl die ik eind oktober 2023 bij Drascombe Nederland kocht. Na de aankoop heb ik mij uiteraard wat ingelezen op de NKDE-site alsook op de Engelse variant van de website. En ik moet zeggen, er staat veel goede lectuur op om s’ avonds, na een dag werken, bij de kachel te lezen. Het grote aantal tips en tricks die er op staan zijn erg helpend voor een onwetend beginnend (Drascombe) zeiler. Maar omdat voor niks enkel de zon opkomt, leek mij een eigen bijdrage wel op zijn plaats, dus bij deze.
Hieronder helaas geen straffe verhalen over de wildste stormen, achteruit inparkeren, snelheidsrecords of een perfect gebalanceerd en koershoudend schip, maar eerder het ‘leven zoals het is’ van een beginnende (Drascombe) zeiler die nog erg veel moet leren. Gewoon het geklungel van knopen in de lijnen op het foute moment, wild klapperende zeilen op een boot die niet gaan wil waar je wil, een motorke dat niet wil draaien op choke op de cruciale momenten en vooral het ervaren van het gigantische verschil tussen de theorie en de praktijk, dit alles onder toezicht van talloze vissers die vanaf hun bootjes gretig en geamuseerd de hele show aanschouwen.
Misschien eerst even voorstellen, Michiel Jansen dus, een Belgische timmerman wonende te Meerle op 150 meter van de Nederlandse grens. Op mijn 14e kwam onze pa thuis met een houten bak met een paal erop en wat lakens erbij, die dan blijkbaar aan die paal moesten om vooruit te komen. Zo zag ik het toen toch, echt enthousiast was ik in eerste instantie niet.
Later bleek het een Mirror dinghy te zijn, een collega moest er van af en pa bracht het ding mee naar huis. Ze had een mooie houten mast, gaffel en giek én…rode zeiltjes! De staat was helaas niet van die aard dat varen er direct in zat, dus ik besloot haar toch maar wat op te lappen.
Zonder enige ervaring van hout, boten of zeilen begon ik met zagen, schuren, schilderen, vernissen,….
Mijn broer wilde leren lassen, sloopte onze oude caravan en bricoleerde (=Belgische woord voor knutselen zonder ervaring) een heuse boottrailer in elkaar.
In het voorjaar gingen we op pad naar het Zilvermeer, een kleine zeilplas in Mol. Na de tewaterlating was het teleurstelling alom, mijn lijm- en waterdichtingskennis bleken erg slecht en de steunen van de trailer hadden tijdens de rit op de romp gebeukt met alle gevolgen van dien. Ach ja, vroeger lieten ze bengels begaan ‘doe maar wat moeite als je iets wil en anders heb je niets’ was de leuze.
Poging 2 was al beter, de boot bleef drijven, maar zonder enige zeilervaring blies de wind ons zonder pardon vanaf de steiger aan hogerwal naar een inham aan lagerwal aan de andere kant van de plas, waar we de rest van de middag probeerden weg te komen. Daarna zeilde ik geregeld in de Mirror en een 420, het ging alsmaar beter en ik wist ondertussen ook iets beter wat ik deed. Tegen dat ik 18 was en ging studeren kon ik redelijk overweg met de Mirror, echter enkel op klein water, zoals op de Melleplas in Turnhout. Helaas stopte de hobby daar ook, wegens tijdsgebrek.
Tot een aantal maanden geleden dus (ik ben nu 43). Ik nam reeds veel eerder een andere hobby terug op: motorrijden en het begon me op te vallen dat mijn tochtjes met mijn 1973 Honda CB350 Four regelmatig naar het water gingen, rondje (via de tunnel) Westerschelde, rondje Oosterschelde, eens naar het Hollands diep, etc. De Zeelandbrug is wellicht de enige weg waar ik hoop dat er file is, dat geeft de mogelijkheid af te stappen en bijna de volledige Oosterschelde te aanschouwen.
Ooit ging ik wel terug zeilen zei ik al jaren tegen mezelf, maar de tijd gaat snel, dus het moest maar eens gaan gebeuren. Op een van mijn motortochtjes kwam ik terecht in het prachtige getijdenhaventje van Strijenham aan de noordkant van de Oosterschelde. Daar zag ik een bootje dat aardig overeen kwam met mijn eisenpakket. Ik zocht namelijk een bootje, vergelijkbaar met mijn Hondaatje, zwaarder dan een brommer, maar geen échte motor, licht en snel op te springen voor een ritje, bijna in mijn binnenzak mee te nemen en als de wegen ophouden zijn bos en weide ook geen probleem om door te rijden.
In boottermen vertaald: licht maar toch stabiel, makkelijk trailerbaar, snel te water te laten (ook op slechtere hellingen), snel op te tuigen, geringe diepgang, méér schip dan een dinghy, maar ook weer geen echt jacht. Als je bovenstaande eigenschappen ingeeft in een zoekmachine is het resultaat ‘Drascombe’. En als je ‘Drascombe’ ingeeft kom je bij de NKDE en Michel Maartens uit, die 2 Luggers in de aanbieding had. Als je de 40 voorbij bent moet je stoppen met plannen en nadenken, maar gewoon doen. Dus ik op weg naar Huizen. Het bootje te Strijenham bleek achteraf trouwens een Drascombe Longboat Cruiser te zijn.
Ik kocht dus Mr.Earl, ze was niet te duur, vrij compleet en in een staat die goed genoeg was om direct te zeilen, maar die met wat eigen inbreng ook nog flink te verbeteren viel, perfect dus.
Bij de aankomst thuis met mijn nieuwe speeltje gingen de handen (3 paar) van mijn gezinsleden spontaan voor hun ogen gevolgd door nee-knikkende hoofdbewegingen in de zin van ‘wat heeft onze pa nu weer gekocht, hij heeft écht last van een midlife-crisis’. Ondertussen ben ik echter nog maar 2 keer alleen op pad geweest, er wil altijd wel iemand mee! Daar had ik stiekem op gehoopt.
Na de aankoop heb ik een paar weken de tijd genomen om wat kleine klusjes te doen, het tuig te verkennen, reddingsvesten, anker, landvasten, bb-motor, etc te kopen en uiteraard ook vaarwater en trailerhellingen te ontdekken.
Op een rustige zondag begin januari besloot ik met zoon Willem naar de Banaan aan de Haringvlietbrug te rijden. Idee was om een toertje op de motor te doen om zo Mr.Earl ook op het water wat te leren kennen. We tuigden haar wel op, al was het maar om nog eens te oefenen, we deden er nog bijna een uur(!) over. Gelukkig is deze tijd ondertussen gezakt tot een 15 minuten.
De Banaan is een erg brede en makkelijke trailerhelling, perfect voor de eerste keer zo bleek, Mr.Earl gleed met het grootste gemak af en op de trailer. Wel zorgen dat het zwaard hoog genoeg zit, anders blijft deze achter de as van de trailer hangen. Ook bleek dat de papegaaistok perfect dienst kan doen als lans om vissers, op middeleeuwse wijze, van hun aluminium boten te stoten. Volgende keer beter eerst open water opzoeken vooraleer de papegaaistok door de spiegel te steken. Vissers die er trouwens in grote aantallen aanwezig waren, iets wat ik niet echt had verwacht bij koud (2°c) en guur weer (ijzige 3bf noorderwind). Vissers blijken echte die-hards te zijn.
Op de motor gingen we het baaitje uit en al snel kwam de drang om toch maar wat zeiltjes te hijsen, of te ontrollen moet ik zeggen, want ik begon met de druil. Al snel riep Willem, die aan het roer zat, “papa, papa, ik kan niet meer sturen!”. Al oostelijk varend, draaide de boeg spontaan in de noorderwind. Ik ontrolde snel de fok, trok de schoot aan en al even spontaan viel de boot weer af en zeilden we richting Haringvlietbrug, de motor had ik ondertussen afgezet. Het voelde heerlijk en beiden kregen we een brede glimlach op ons gezicht. Waarom heb ik dit niet eerder gedaan, vroeg ik mij meermaals af.
Aan de brug gekomen maakte ik de eerste flinke fout. De wind werd, eigenlijk heel logisch, tegengehouden door de brugpijlers, de snelheid ging er behoorlijk vlug uit, de drift echter niet en we zaten al snel slechts een paar meter van een massieve natuurstenen brugpijler. Ziet er trouwens best solide uit zo’n pijler in vergelijking met een klein bootje. De motor maar weer even aan en ver genoeg van de brug kon deze weer uit. Even met de neus op de feiten gedrukt, we moesten nog veel leren.
De rest van het zeiltochtje bestond uit wat oefenen met overstag gaan en gijpen, wat heen en weer zeilen, kortom de Lugger wat leren kennen. Ik was best trots op Willem, nog nooit zat hij in een zeilboot en hij bediende de fokkeschoten alsof hij het al vaak had gedaan. Een keer of 3 bleven we in de wind steken bij het overstag gaan en meermaals werden we door de wind flink uit de koers geblazen, zodat er flink tegengestuurd moest worden. Na een tijdje begon ik door te hebben dat de stand van de druil daar veel mee te maken had, losser of vaster maakte een enorm verschil. De rest van de namiddag experimenteerden we hiermee, we zijn beginners weet je nog?
Moe maar voldaan (nu mét motor) de brug weer onderdoor naar de helling, aftuigen, naar huis en daar naast de kachel, de dag was om.
Zonder twijfel ging Willem bij de volgende tocht weer mee. Optuigen ging al de helft sneller dan de eerste keer (30 minuten), we voeren binnen de kortste keren weer het baaitje uit. Gepland hadden we om in het haventje van Den Bommel een boterhammeke te eten. Er stond een flinke wzw wind, met andere woorden perfect vanuit de richting van de smalle doorgang tussen Tiengemeten en de ventjagersplaten. Vol goede moed gingen we op weg, we zouden er wel tegenin opkruisen had ik in gedachten. Door te snel te willen zijn tijdens het optuigen had ik de trommel van de rolfok verkeerd om zitten (metalen beugel naar voren), daardoor liep deze vast en koste het me flink moeite om de fok te zetten, ‘lomperik’ zei ik tegen mezelf, maar goed, het raakte opgelost.
In één lange rechte slag zeilden we richting de kleine witte windmolen op de punt van Tiengemeten, we gingen overstag en toen begon het allemaal wat moeilijker te gaan. Ik probeerde zo hoog mogelijk aan de wind te zeilen, maar dat ging niet te best, de snelheid bleef er niet in en vooral op de korte slagen begon het meer en meer op een processie van Echternach te lijken. De wind was heel erg vlagerig met erg harde en lange windstoten, maar ook plots wegvallen van de wind, bovendien stonden er flinke golven, die ons erg vertraagden. De punt van de papegaaistok verdween geregeld onder water en vooraan kwam flink buiswater binnen dat Willem vol incasseerde. Het duurde niet lang of hij was drijfnat en ik zag dat hij, ondanks goede kleding, het koud kreeg.
Om klagen en niet meer mee willen van Willem te vermijden, besloot ik om op de motor tot op het bredere stuk te varen, we waren immers al een flinke tijd bezig en we schoten eigenlijk niet snel op. Het was er opvallend rustiger, de golven waren langer en de Lugger volgde ze als een vrolijk dobbertje en het water bleef buiten. Zou de wind het water wat in de ‘trechtervorm’ opduwen vroeg ik me af, ik had die wildwaterbaan alleszins niet verwacht.
We waren snel in Den Bommel waar we koffie en warme chocolademelk dronken, boterhammen aten en een toertje door het dorpje maakten. Een rondje over de steigers om bootjes te kijken mocht uiteraard ook niet ontbreken. Een man zei verbaasd dat we wel heel laat in het seizoen aan het zeilen waren. Ik keek hem even verbaasd aan, wist ik veel dat zeilen met seizoenen werkt, ik dacht dat dat enkel voor groentenkweken gold.
Opgewarmd en droog zeilden we terug. Ook nu was het water opvallend wilder met korte hoge golven in het smalste stuk, maar doordat we voor de wind zeilden voelde het veel rustiger, het ging wel snel en we waren zo weer aan de helling.
De volgende tocht ging ik alleen, 5 ZZW was voorspeld en die bleek er, eenmaal aangekomen, ook zeker te staan. Ik begon te twijfelen of ik wel te water zou gaan. Aan de helling viel het mee omdat de hoger gelegen dam/snelweg de wind wat tegenhield, maar verder op het Hollands diep zag ik overal schuimkoppen op de golven, de vlaggen stonden stijf aan hun paal en de kale takken van de bomen dansten vrolijk in het rond, de bouwhekken die rond de werf stonden aan de Haringvlietbrug trilden en bewogen van de wind.
Tja hoeveel wind is dat dan en kan een Drascombe Lugger dan veilig zeilen, dat was de vraag. En die is als beginner best moeilijk te beantwoorden. Ik dacht aan de Mirror van vroeger, dat was heel eenvoudig, die ging sowieso altijd om. Als je dat 3 keer deed op een middag zeilen, dan was er veel wind, ging je niet om, dan was er geen wind. Soms ging ik toen ook expres om, ik zeilde toch enkel als het lekker warm weer was en zwom ook heel graag. Bovendien was het een kleine zeilplas waarin het water na 1 dag warm weer al bijna kookte, de Mirror kon ik in no-time terug recht krijgen en hij liep ook nog eens vanzelf leeg.
Maar nu was het anders, de Lugger kende ik niet. Ik wist dat hij wel om kon, maar wist niet wat de grens was. Naar mijn normen is het Hollandsdiep/Haringvliet groot water en bovendien was het bitterkoud, de luchttemperatuur zat onder nul en de wind sneed door mijn vel.
Langs de andere kant, ik rijd met de motor toch ook in de winter bedacht ik en als je 100 km/u rijdt blaast de ijskoude rijwind met deze 100 km/u door al de ritsen en openingen van je motorvest, vooral koude vingertoppen zijn een probleem na een tijdje, maar echt koud heb ik het zelden.
‘Komt goed’ dacht ik, tuigde de boot op en vertrok.
Ik zeilde op fok en druil onder de brug door richting Tiengemeten. En ja het waaide er erg hard, maar ik had op geen enkel moment het idee de controle te verliezen, de 2 kleine zeiltjes konden volgens mij nog wel meer wind hebben. Ik genoot er met volle teugen van en Mr. Earl ging er flink vandoor.
Ik werd flink nat van opspattend water, maar een goed pak hield me warm en droog.
Toen ik eerder het hout van de spiegel in de olie zette, zag ik een afdruk van het woord ‘slak’, ergens had ik gelezen dat een Lugger niet de snelste was, maar ik ontdekte vandaag dat ‘slak’ als naam op de spiegel zetten toch overdreven was.
Achter de luwte van Tiengemeten kwam het gereefde grootzeil bij, dat kon Mr. Earl duidelijk hebben. In het grootzeil zit wel duidelijk de power voelde ik, want het ging als een trein richting recreantenhaven van Tiengemeten. Onderweg moest ik nog vol in de remmen voor de overstekende veerboot, ik waande me op mijn CB350!
Ik maakte een mooie wandeling maar zag geen mens, enkel de grazende Hooglanders en heel veel hazen, enorme hazen, ik schatte ze een flinke 6 kg. De hazen die de jager bij mij thuis wel eens binnenbrengt wegen hoogstens een kilo of 4. Met ‘Rien Poortvliet-museum zeilend met gezin bezoeken’ vulde ik mijn to-do lijst aan, ik heb veel van zijn jacht- en boerenleven boeken en ben grote fan.
Na een kop koffie en een boterham ging ik weer op weg. Eenmaal achter het eiland vandaan voelde ik de wind toch weer flink tekeer gaan, dat zo’n plat eiland toch zoveel kan tegenhouden. De sterke wind verraste me toch wat, het ging met de 3 zeilen, maar ik had toch niet het idee dat het sneller ging, alleen veel schuiner, dat wel. Het grootzeil ging weer tegen de mast en op fok en druil ging het verder. Het zou goed zijn de limiet van Mr. Earl te kennen vond ik, ik zou ze in de zomer zeker een keer ‘uitdagen’ en zien wanneer een Lugger omgaat en vooral ook hoe makkelijk (of moeilijk) ze weer recht te krijgen is. Ook dat deed ik namelijk met mij CB350, zo plat mogelijk door de bocht tot op de pootjes, een motor gaat niet uit de bocht door te weinig grip, wel door angstig te reageren als je denkt dat je het niet haalt. De grens kennen en daar dan vervolgens ruim vanaf blijven is altijd het veiligst besloot ik.
Weer ging Willem mee, ik had hem verteld over de wandeling op het eiland en dat zag hij zelf ook wel zitten. De tocht was dus gelijkaardig aan mijn solotocht, alleen met minder wind en 3 volle zeilen. Ook nu ging het, mede door de halvewindse koers, snel voorruit.
Na onze stop zette ik Willem aan het roer en dat deed hij tot het einde van de dag. Eerst wat gespannen, maar daarna relaxed en duidelijk zichtbaar genietend.
De tocht ging verder rond het eiland . De kerktorens van Stad aan ’t Haringvliet en Den Bommel, de mooie natuur van Tiengemeten en de vogels op de Ventjagersplaten gleden rustig voorbij. We hadden in het begin een klein akkefietje doordat ik bij het optuigen de neerhouder in de schoothoek had vastgemaakt in plaats van de halshoek en dat door het tegen de mast opgerolde grootzeil pas door had toen we het grootzeil wilden zetten. Best handig als je wat knopen kent op een boot, maar knopen oefenen is handiger met een gewoon stuk touw in plaats van met het grootzeil leerde ik.
We probeerden bij te liggen om dit op te lossen, maar dat viel nog niet zo mee. Ongelooflijk hoe snel een zeilboot rond zijn as kan draaien, maar het kwam goed. Dat bijliggen probeerden we later nog een aantal keren en dat ging uiteindelijk best goed. Het was wederom een erg mooie tocht.
Laatste dinsdagochtend kreeg ik het lastig, na een werkdag op maandag vol met regen, kletsnatte kleding en koud hebben van de natte wind, zag ik de zon … zou ik?
Het wrong, want ik had massa’s werk liggen, maar hoe heerlijk zou het wel niet zijn op het water in de zon, het zou zelfs 10°C ! worden. Ik aanvaarde mijn zwakte, trailer op de haak en hop, op weg. Het was erg rustig op het water, ook qua wind, maar dat deerde me niet.
Tegen één van de brugpijlers lag een binnenschip afgemeerd, er werd flink geslepen en gelast aan het schip. Dat herinnerde me eraan dat het eigenlijk ‘werkendag’ zou moeten zijn, maar ik stak een (denkbeeldige) middelvinger op en genoot ten volle van de zon en het water. De wind was wel erg zwak en bij momenten zelfs onbestaand, een beetje op en af met vlagen van een kleine 2 Beaufort. Veel snelheid kreeg ik er dan ook niet uit. Wat me wel opviel (en dat had ik ook al eerder gemerkt) is dat de Lugger bij zwakke wind wel heel moeilijk en slecht aan de wind zeilt, de dode hoek is dan wel erg groot. Dat lag wellicht aan mezelf, maar ook nu kreeg ik dat niet beter, duidelijk iets waar rekening mee moet worden gehouden bij licht weer.
Ik liet me voor de wind afzakken tot in het smalle stuk tussen Tiengemeten en de golfweringen van de platen, de uitdaging bestond eruit om al kruisend daaruit te geraken, de wind blies NO, recht dat gat in dus. Het viel me nog niet mee, maar ik leerde er veel van. De zeilen zo strak als kon en dan vechten voor elk beetje hoogte dat er te winnen viel. Bij elke vlaagje wat oploeven om wat hoogte te pakken en bij afnemende wind wat afvallen om toch enigszins wat snelheid te behouden, best leuk eigenlijk. Het kostte me moeite, maar ik geraakte uiteindelijk zonder motor, peddelen, roeien of watertrappelen uit de ‘trechter’. De oeverbeschermingen kwamen soms wel heel dicht bij, maar dat stoorde nog mij noch de vele vogels die erop zaten, waarom zou je als vogel gaan vliegen als er zo’n mooi bootje langzaam voorbij komt?
Het anker ging overboord voor het kleine windmolentje op Tiengemeten, ik leunde achterover, dronk koffie met een stuk zwarte chocolade en zag dat het goed was. Dan op mijn gemak (ging ook niet anders) de brug weer onderdoor, waar het werk aan de boot nog steeds niet klaar was, zeilde nog even Numansdorp voorbij en besloot dan dat het wel goed was geweest. Dat had de wind ook gedacht want die was ondertussen al volledig naar huis. Ik roeide terug naar de helling in het baaitje en ook dat ging verrassend goed.
De komende weken/maanden zullen wellicht nog veel tochtjes volgen, ook dochter Paulien staat namelijk te trappelen om mee te gaan, dus bij de eerste gelegenheid zijn we weer weg. Idee is dan om het vogeleiland Bliek te bezoeken te midden van het Haringvliet.
Een andere tocht op mijn lijst is het afvaren van de Mark, wellicht niet (volledig) zeilend door de vele lage bruggen. De Mark ontspringt in mijn geboortedorp Merksplas, in België, en loopt via mijn huidige woonplaats Meerle door Breda richting Volkerak. Vanaf de Duivelsbrug net voor Breda is de Mark bevaarbaar, het zou dus een erg mooie tocht kunnen zijn lijkt me.
Mijn eerste ervaringen op getijdenwater wil ik opdoen op de Oosterschelde, de Oosterschelde heeft mij op een of andere manier altijd aangetrokken, vooral het meest oostelijke deel vind ik heel bijzonder. Het oude haventje van Rattekaai is, hoewel zo goed als niet bereikbaar vanaf het water, een magische plek.
Kennis van navigatie en getij/stroming heb ik niet, dus daar zal ik eerst wat moeten aan werken. Ook mijn vaarbewijs zou ik willen halen, niet omdat het nodig is, maar de basisregels kennen op het water lijkt me niet overbodig. Tips waar en hoe dit te halen zijn zeker welkom.
We zien allemaal wel hoe het loopt, ik ben alleszins enorm tevreden over de bootkeuze. De Lugger is geniaal in al zijn eenvoud en dan die pure schoonheid van dat bootje al dobberend op het water, daar kan ik echt blij van worden. Twee houten kisten aan weerszijden van de zwaardkast zijn in de maak om de beperkte opbergmogelijkheden wat te kenteren en ook net voor de mast ben ik een kleiner kistje aan het maken om anker en bijhorende ketting/lijn in op te bergen, uiteraard met behoud van de opbergmogelijkheid voor beide riemen. Zo krijgen we wat orde in de kuip, want ook dat heb ik al geleerd ondertussen, als je alles op orde hebt op een boot, dan gaat alles veel vlotter.
De aankoop van Mr. Earl is zonder twijfel een erg goede beslissing geweest en het was een aangename verrassing te ontdekken dat er bijzonder veel mensen zijn, onder de vorm van de NKDE, die even enthousiast zijn over deze bootjes.
Wellicht tot op een of andere bijeenkomst te land of bij voorkeur te water.
Michiel Jansen, Lugger Mr. Earl
www.weidepoorten.be