Oftewel: een Drascombe is zo gek nog niet!
Onlangs kreeg ik de vraag of ik zin had om als bemanningslid/co-schipper mee te varen naar Boulogne sur Mer. Nou… dat was niet aan dovemansoren gericht. De schipper die mij die vraag stelde is namelijk prettig gezelschap en zijn schip is een ‘echt’ zeiljacht. Een ruime en degelijke 36-voeter die oceaanwaardig is gebouwd en uitgerust.
En Boulogne sur Mer is Frankrijk en Frankrijk is zon en ‘het goede leven´. Toch?
Het traject betrof in één ruk van Scheveningen naar Boulogne sur Mer. Een ‘stukkie’ van minimaal zo’n 140 mijl (260 kilometer).
Met een vertrek zondagmiddag en een verwachte gemiddelde vaarsnelheid van 5 knopen zou het dan betekenen dat we 28 uur later, maandagnamiddag of -avond, de bestemming zouden bereiken.
Omdat de route niet zonder uitdagingen was (s’nachts langs de drukke monding van de Westerschelde en langs de beruchte Vlaamse Banken) leek het verstandig om naast de schipper en ikzeidegek nog een ervaren derde bemanningslid aan boord te hebben. Mijn zwager (zelf schipper/eigenaar van een stalen 37-voeter) zou daarom ook meegaan. En natuurlijk doe je er goed aan om dan eerst even een stukje met elkaar te gaan proefvaren. Dat deden we zaterdag 8 juni op het Marsdiep, met een lekker zonnetje en een westenwindje 4 tot 6 Beaufort.
We voeren aan de wind. Tjonge, wat ging dat schip met haar 6 ton waterverplaatsing lekker stabiel door de golven! Heel wat anders dan mijn eigen zenuwachtige hobbelpaard.
Toen werd het tijd om een slagje te maken. Ik zou de genuaschoot bedienen. Bij het overstag gaan werd de ene schoot gevierd (dat ging lekker soepel) en moest de andere natuurlijk worden doorgezet. Tjeetje, dat is toch iets anders dan op mijn Drascombe, al is het alleen maar vanwege de gigantische schootlieren waarmee die lange (en zware) lijn moest worden binnengehaald en strakgetrokken! Toen de wind in het zeil viel, bleek al snel dat een genua van 40 m2 absoluut niet te vergelijken is met mijn fokje van 5 m2.
Binnen ‘no time’ stond het zweet op mijn rug en dansten de vlekken voor mijn ogen. En was de schoot nog lang niet ver genoeg binnengedraaid. Gerard Joling zou hebben gezegd: ‘Ik heb er de kracht niet meer voor!!’
Ook met de hulp van mijn zwager bleek die ‘Gigantic Genoa´ nog een hele klus en onder mijn schedeldak begon zich een heftige tweestrijd af te spelen tussen enerzijds enthousiasme en anderzijds realiteitszin. Na terugkomst in de Helderse haven besloten we om er nog maar eens een nachtje goed over na te denken. U raadt het al: de realiteitszin won het uiteindelijk. Want de weersverwachting voor de tocht (wind uit het zuidwesten) betekende onvermijdelijk opkruisen en dus niet alleen een aanzienlijke verlenging van de te varen afstand maar ook veel, heel veel, overstagmanoeuvres.
Lang verhaal kort: ik heb mijn deelname aan de tocht met pijn in het hart (en in de spieren) afgeblazen. Jammer maar helaas. Maar dat ik op deze manier met mijn bejaarde neus op de feiten werd gedrukt had gelukkig toch nog een belangrijk positief effect: ik ben nu nóg blijer met onze handzame Drascombe!
Ik begreep inmiddels wel waarom de bemanningsleden die op grote wedstrijdschepen de lieren bedienen, ‘dekgorilla’s’ worden genoemd. En al is vriend en vijand het er over eens dat ik beslist behoor tot de aapachtigen (of misschien wel de langgezochte ‘missing link’ ben), ik zit qua lichaamsbouw en spierkracht mijlenver af van de gorilla. Bij mij moet je toch echt meer denken aan een capucijneraapje…
Roel Smidt, Coaster Seanymph