Een tweede leven voor het derde zeil.

oftewel: ‘Try’ before you die.

In mijn vaargebied rond Den Helder staat vrijwel altijd wind. En dan meestal minimaal een Beaufortje méér dan in de rest van Nederland. Reven is dan geen overbodige luxe en zeker niet voor een doorgezomerde mooiweerzeiler als ik.

Nu is een van de meest typerende dingen bij de tweemast-Drascombes dat we standaard drie zeilen tot onze beschikking hebben. Nummer 1 is de fok, nummer 2 het grootzeil en nummer 3 de onvolprezen druil. Als je wilt reven kun je natuurlijk gaan voor de luie optie (grootzeil helemaal niet gebruiken en alleen op fok en druil) maar soms wil je er toch ook wel een gereefd grootzeil bij.

Mijn grootzeil heeft twee reefmogelijkheden. En gereefd of dubbelgereefd zeilt dat prima, zeker in combinatie met een al dan niet gereefde fok en druil. Ook de schipperse blijft dan goedgehumeurd, want de boot blijft dan in de stand die zij het meest waardeert (rechtop).
Maar omdat het onderlijk van het grootzeil dan een forse opgerolde worst vormt, is het niet zo eenvoudig om het zeil bij het binnenlopen van de haven even snel netjes tegen (of om) de mast te rollen. En dat begon toch te knagen.

Ik merkte dat ik eigenlijk een los zeiltje wilde hebben dat in oppervlakte gelijk is aan mijn dubbelgereefde grootzeil.
Dat dubbelgereefde grootzeil is net iets groter dan mijn druil.
Toen hoorde ik een vreemd geluid. Dat bleek het vallende kwartje te zijn. Want … als mijn dubbelgereefde grootzeil ongeveer net zo groot is als mijn druil, zou dan misschien mijn druil ook ongeveer net zo groot zijn als een dubbelgereefd grootzeil?
Ja hoor, dat bleek vrij aardig te kloppen!*

(* = Nee, dat bleek eigenlijk helemaal niet vrij aardig te kloppen. Zie de aanvulling onder aan dit stukje.)

Bij een Coaster is het grootzeil 8 m2 (afgerond) en de druil 2 m2 (afgerond).
De druil is dus 25 % van het grootzeil. En dat blijkt overeen te komen met de aanbevolen afmetingen van een zogeheten ‘trysail’ (25 tot 30 % van de oppervlakte van het grootzeil). Een trysail is een stormzeiltje dat je zet in plaats van het grootzeil.

Ik moest toen meteen denken aan de Zuiderzeeballade van Sylvain Poons en Oetze Verschoor. De ouderen onder ons kennen dat waarschijnlijk wel (de jonkies moeten het maar even Googlen). Die ballade begint met: ‘Opa, kijk ik vond op zolder …’. En ik wist dat op het zoldertje van mijn garage nog ergens een oud Coaster-druiltje moest liggen. Hoog tijd dus om te kijken of ik dat oude en bijna vergeten zakdoekje kon gebruiken als ‘try-sail’.

Dat trysail moest natuurlijk worden gehesen aan de hoofdmast en in die mast heb ik maar één schijf voor een val. Dat val zit bevestigd aan de gaffel en aan de gaffel zit het grootzeil. Nu leek het mij niet handig als ik elke keer als ik het stormzeiltje wilde gebruiken mijn val moest losknopen van de gaffel.
Ik heb daarom iets bedacht waardoor ik het val gewoon aan de gaffel kon laten zitten maar met dat val toch het stormzeiltje kon hijsen. Die oplossing bestond uit het verlengen van het val. Dat is een lijn van 6 mm dubbelgevlochten polyester en daar heb ik een aantal meters aan vast gesplitst.

Als de gaffel met het grootzeil (ingepakt) op zijn plekje op de kuipbank ligt, heb ik nu nog voldoende lengte in het val om daar het stormzeiltje aan omhoog te hijsen. Ik doe dat door in het val op een bepaalde plaats een lusje te leggen. Aan dat lusje maak ik dan de tophoek van het stormzeiltje vast. Vanwege de lengte van het val kan ik dat stormzeiltje hijsen zonder dat het verder effect heeft op het -opgeborgen- grootzeil.

Het stormzeiltje gezet

Gehesen aan het grootzeilsval

De gebruikte knoop is de bij bergbeklimmers populaire Alpenvlinder (Alpine Butterfly Knot) en wordt in het Nederlands ook wel aangeduid als Middenmannetje of Middenmansknoop. Het is een knoop die snel en eenvoudig is te leggen en ook na zware belasting weer snel en eenvoudig is los te maken.

Ik heb op de juiste plek in het val een doorgestikt stukje dyneema takelgaren als markering gebruikt. Als die markering bij de tweede slag van het maken van de Alpenvlinder midden op mijn hand ligt dan weet ik dat die markering in het midden van de lus zal eindigen en dat de lus op precies de juiste plaats in het val zit. Ik kan het stormzeiltje dan hoog genoeg ophijsen en toch nog voldoende lengte van het val overhouden om het grootzeil gewoon op zijn plekje op de kuipbank te laten.

De tophoek van het stormzeiltje zet ik vast met een dyneema soft-shackle (zelf eenvoudig te maken).


Dat superkleine ‘groot’zeiltje is ook bij veel wind zelfs door een totaal onervaren bemanningslid in no time op te rollen tegen de hoofdmast en dan nog nauwelijks zichtbaar!
Heel wat anders dan het ‘geworstel’ met die onhandelbare worst van het dubbelgereefde grootzeil.


De gaffel met het grootzeil kan gewoon aan het val blijven en -volledig klaar voor gebruik- op zijn plek op de kuipbank blijven liggen.

Op 24 juni hebben we ons trysailtje uitgeprobeerd. Dat moest dan wel met de fok en druil er helemaal bij, want de wind liet het uitgerekend die dag natuurlijk afweten en kwam niet verder dan 3 Beaufort. Bij het binnenvaren van de haven viel hij zelfs vrijwel helemaal weg. En ja, als ik dan de foto’s zie (met dank aan Joost van de FrouFrou) dan zeg ik zelf ook: ‘eigenlijk was dat géén gezicht…’.

Vandaag, maandag 26 juni, stond er ‘gelukkig’ weer een ouderwetse straffe 6 Beaufort op het Marsdiep. En toen bleek dat het trysailtje -in combinatie met licht gereefde fok en licht gereefde druil- véél beter tot zijn recht kwam. Ik vond het althans heerlijk zeilen (wel met af en toe een gratis ‘douche’ van het buiswater natuurlijk).

Ik had altijd als mantra dat ik bij een windverwachting van 6 Bf of meer gewoon lekker aan mijn steigertje blijf vastgeknoopt. Maar misschien wordt dat nu wat opgerekt? Seanymph weet straks niet wat haar overkomt!


Roel Smidt, Coaster Seanymph

* aanvulling:
Ik heb het in een later stadium allemaal eens nagemeten. Toen bleek dat, als ik twee riffen in mijn grootzeil steek, ik toch nog een zeiloppervlak van ongeveer 3,7 m2 overhoud. Mijn dubbelgereefde grootzeil is dus flink groter dan mijn ’trysail-´druiltje.

In onderstaande schets zie je in rood het oppervlak van het druiltje en in zwart het extra oppervlak van het dubbelgereefde grootzeil.