De stranding van de Zeezot

Een ervaring rijker, een illusie armer

Even voorstellen mijn naam is Joop Blikman schipper van de Zeezot wonende op Terschelling parel der Wadden. Ik had met maat Wim op Zondag 25 september 1983 om zeven uur afgesproken op de haven om ons reisje naar Ameland en Schiermonnikoog te maken. We hadden het al 2 weken uitgesteld maar nu was het een prachtige morgen en het beloofde de komende dagen mooi te blijven. Ik was al om half zeven op de boot want ik had slecht geslapen door verkoudheid en ook spookte de N.W.wind kracht 6 van zaterdag me nog door het hoofd, want onder Terschelling was de zee wel als een spiegel maar hoe was het in het zeegat bij Ameland?

De boot had ik al helemaal klaar liggen toen Wim om zeven uur kwam opdagen, ik had hem bijna uit bed gehaald zijn vader stond ook op de haven om ons uit te zwaaien en mopperde dat we, veel te laat waren want de vloed liep al twee uren en we hadden twee uur na laag water gepland om de vloed flink mee te hebben. Op de motor de haven uit, de zeilen er bij en daar gingen we met een klein windje uit NWW aan de wind op weg.

Het liep voortreffelijk, de boeien vlogen voorbij met anderhalf uur kwam de Riepel boei voorbij. Doordat er inmiddels voor ons genoeg water stond konden we van hieruit een koers uitzetten, precies over het wantij. Toen we dat bereikt hadden moesten we meer in de wind op, maar die liet verstek gaan dus de moter er bij om het tij niet te laten verlopen. Vanaf het wantij koers uitgezet op de laatste rode staak in de Oosterom, daar aangekomen was de wind er ook weer en konden we zeilend richting Bosgat al waar de situatie verder bekeken kon worden hoe we het Amelander Gat zouden oversteken. Het was ruim anderhalf uur voor hoogwater op Ameland. Er liep een flinke zwel uit zee het gat in.

We zouden oorspronkelijk door het slenkje onder de zandplaat naar het Bornrif maar daar braken de zeeën behoorlijk zodat we bang waren daar vol te slaan door een zeetje. Naar buiten stond een ronde zee zodat we besloten dat maar te doen; hoog op naar buiten en dan op het lichtje van Ameland. Bij de een na laatste ton gingen we over, het schip liep prima over de ronde zee, er was weinig wind zodat we niet erg opschoten dus de motor er maar weer bij. Toen we halverwege waren zouden we ruimwinds en met de stroom mee naar binnen gaan, we hadden nog een uur vloed te goed. Maar door onze relatief lage snelheid waren we door de stroom te veel naar binnen gezet en begon de zee achter ons te breken, we waren te veel naar de plaat Bornrif gezet. Ik probeerde de golven af te rijden maar door te weinig wind lukte het niet om het schip op koers te houden.

Ook met de motor er bij werd het schip te veel dwars gezet. Op een bepaald moment kwamen er twee krullers achter elkaar, de eerste zette ons dwars en de tweede kwam in volle glorie binnen, liep over het schip en in het zeil zodat we omsloegen, we riepen nog naar elkaar hou je vast! Toen het geweld gepasseerd was zijn we op het schip geklommen om het weer recht op te zetten, dat lukte eerst niet maar na een paar pogingen kwam het overeind.

We bekeken de schade eens en zagen dat de gaffel gebroken was (achteraf bleek dat hij in de grond gezeten had). De bezaansmast dreef achter het schip aan de schoot. We hebben het grootzeil geborgen en ook de bezaan binnen gehaald wat nogal moeite kostte omdat er iedere keer als we achter op zaten er weer een breker over ons kwam.

Uiteindelijk hadden we de boel vast en we bespraken de situatie eens. Het schip kan niet zinken door het ingebouwde drijfvermogen, dus maar zien dat we voor wind en stroom door de branding op de plaat konden zeilen op de fok, om daar te ankeren bij de kentering van het tij, om hem droog te laten vallen.

Maar inmiddels kwam er een rubberboot van de KNZHRM van Ameland aan en bood ons hulp. Na overleg hebben we eerst geprobeerd het schip te slepen maar de boeg werd te ver onder water getrokken, zodat dat niet ging. De mensen van de reddingboot stelden voor ons mee te nemen en het schip aan zijn lot over te laten. Dat vond ik prima “Maar dan leg ik hem eerst voor anker om bij laag water, als hij droog valt, te kunnen kijken of we hem nog bergen kunnen”.

Dus zo gezegd zo gedaan, het anker over de hek uitgelegd zodat de stroom ervoor zorgt dat de ronddrijvende spullen de kajuit in drijven en er niet uit. Toen zijn we in de rubberboot gestapt en met een rotgang naar Ameland gevlogen. Aldaar aangekomen werden we opgewacht door de mensen van de reddingbrigade die ons hartelijk welkom heten en controleerden of we niet onderkoeld waren. Maar dat viel nogal mee, we hadden ons warm gekleed en droegen drijfvesten zodat we niet te hard afkoelden bovendien was het zeewater niet erg koud (dat was een uitgangspunt voor onze tocht).

We zijn naar hotel de Zwaan gebracht in Hollum waar wij onder een warme douche zijn gestapt en van droge kleren zijn voorzien. Waarna we met de reddingploeg en hun commandant de heer Douwe Gorter gezellig aan de bar even hebben zitten napraten onder het genot van een Zwanebitter oftewel Terschellinger juttersbitter. Met de heren Mosterdman werd de afspraak gemaakt dat we bij laag water zouden kijken of we de Zeezot konden bergen, we hadden van de kustwacht vernomen dat hij rechtop ergens tussen de platen lag.

Onze kleren werden gedroogd door mevr. Gorter die ze ’s middags weer keurig opgevouwen terug kwam brengen. ’s Middags na drieën werden we door de Blinkert uit Nes op het strand van Hollum opgepikt waarna we op weg gingen naar de Zeezot. Na veel gescharrel door een slenk met Ameland 1 en de Blinkert kwamen we bij het schip; op zo’n 50 m afstand ten anker. Hij lag keuring recht op in een priel, we zijn met de bijboot er heen gevaren met vier man en drie putsen en hebben hem leeggehoosd, wat een berg water zit er dan in zo’n klein scheepje, je bleef aan het scheppen.

Maar uiteindelijk dreef hij weer als vanouds maar wat een rotzooi aan boord en alles is nat en verrot; de portable marifoon, 27mc portable, fotocamera, radio en alle kleren en kussens, mijn handige Zeiss minikijker was op zee gebleven. Hij rust in vrede of misschien vindt een of andere jutter hem nog eens? Het schip werd op sleep genomen achter de Blinkert en op weg naar Ameland gebracht. Onderweg de berging gevierd met een boven water gekomen fles juttersbitter. In Nes aangekomen de schepen afgemeerd en weer naar hotel de Zwaan in Hollum, aldaar een afzakkertje en onder de veren.

’s Maandag morgens uitgeslapen en uitgebreid ontbeten, om 10.00 uur heeft Douwe Gorter ons weer naar Nes gebracht, waar we alles te drogen hebben gehangen en met de noodreparatie begonnen, een stuk hout gekocht om een nieuwe gaffel te maken de papegaaistok gerepareerd, motor uit elkaar gehaald en bij de plaatselijke garage in orde gemaakt. Het hele schip schoongemaakt en uitgedroogd en weer getuigd voor de terugreis de volgende dag. Ook hadden we reeds fietsen gehuurd om ons te kunnen verplaatsen o.a naar het hotel. Dus ’s avonds de toeristische route naar het hotel via de badweg van Nes naar zee en toen over het fietspad door de duinen naar de vuurtoren. Er waaide een straffe zuiderwind zodat we met de tong op de schoenen in Hollum aankwamen we zeiden al tegen elkaar “de wind kan wel tegen zijn maar we hebben in ieder geval wind morgen”.

We zouden dinsdags met de staart van de eb naar het Amelander Gat maar dan moesten we ’s morgens om vier uur op, hetgeen bij Wim nogal bezwaarlijk overkwam en ik zat er ook niet om te springen. We besloten om twee uur na de eb tegen vloed in naar het gat te zeilen en dan met hoogwater dwars over alle platen heen naar het wantij onder Terschelling om vandaar met de eb naar Terschelling West te zeilen. Achteraf een goed besluit, want ’s morgens om zes uur zat alles potdicht van de mist en er was geen spat wind dus maar weer onder de lappen gekropen. Ik werd om 07.30 uur weer wakker en ben toen maar opgestaan, Wim wakker gemaakt en na heerlijk engels ontbijt, eieren met spek zijn we op de fiets gestapt.

Acht uur ’s morgens nog steeds dichte mist en geen spat wind, op de fiets richting Nes wel een frisse maar ook een mooie tocht door de benevelde weilanden. In Nes aangekomen fietsen ingeleverd en lopend naar, de haven. Motor aangetrokken en op weg. Buiten het aanloop geultje de zeilen gehesen, er was inmiddels een lichte koelte opgestoken uit zuidelijke richting dus tegen wind en stroom in zeilen. Het ging niet erg hard maar we kwamen vooruit. Tegen een uur of 11 zaten we in het gat, er liep een dikke stroom zodat we op de moter tegen de stroom in moesten om hoogte te krijgen en bij het slenkje te komen, onder de door ons zo verwenste plaat waar we op waren gestrand.

Eenmaal in de slenk had Wim een koers uitgezet op het wantij en konden we weer zeilen. We kwamen met de stroom mee precies bij de gele tonnen op het wantij uit, na een paar slagen gemaakt te hebben konden we de Oosterom in komen en met de eb naar West spoelen. We kwamen om half zes aan en bekende gezichten stonden ons op te wachten met de nodige nieuwsgierigheld en kritiek. Wij waren een ervaring rijker en een illusie armer: Branding zeilen is geen favoriete hobby voor een Drascombe Coaster. Dat moet worden overgelaten aan de Cats en surf planken.

Met dank aan de kustwacht en redders van Ameland voor hun attentie.

Joop Blikman schipper van de Zeezot