Een kleine wereld

Vanuit Hellevoetsluis ligt mijn vaargebied vooral in oostelijke richting. Tot de Haringvlietbrug strekt zich zo´n 30 km vaarwater uit, met diverse ankerplekken voor een overnachting, afhankelijk van de windrichting.

Woensdag 5 oktober blijkt de weersverwachting voor de komende twee dagen droog, zonnig en met een zwakke tot matige wind uit oostelijke richting. Ik heb nog een extra vrije dag te goed, en besluit nog een paar dagen met mijn Lugger op het Haringvliet te gaan zwerven. Met een beetje geluk is de thuiskoers dan voor het lapje.

Ik sta vroeg op (voor mijn doen), raap het hoogstnodige bijeen, doe nog vlug enkele inkopen bij de super, en vaar om 10:00 uur al de Heliushaven uit. En binnen 50 meter zie ik niets meer om me heen dan mist en water. Het windje is nog redelijk, 2 tot 3, redelijk zwak zullen anderen zeggen. Maar als het zo blijft moet ik toch goed bij Tiengemeten kunnen komen. Dat lukte me enkele weken terug niet.

Aan de wind varen gaat op het gevoel. In een vlaag loef ik een beetje op, om daarna weer iets af te vallen. Maar dordat ik probeer een kleine hellingshoek aan te houden merk ik ineens dat ik helemaal verkeerd vaar. Waar komt de wind nu vandaan? En waar gaan we heen? Ik mis de horizon. Ik zoek in mijn jaszakken, en vind het peilkompasje dat ik op wandelingen meestal wel bij me heb. Hiermee moet ik toch consequenter oostelijk kunnen koersen. Ik zie een steekbaken langs glijden. Van welke ondiepte is dit? Kom ik bij de Slijkplaat uit? Even later zie ik een volgende; ik vaar blijkbaar net langs de westpunt van de Slijkplaat met zijn basalten beschermdijkjes. Dan nu uitkijken voor de noorddijk van Goeree! Een boei met A-nummer geeft aan dat ik de oever nader, via het Aardappelengat. En ineens doemt de dijk op uit de mist. Dus snel overstag. Na een aantal ontmoetingen met achtereenvolgens de Slijkplaat en de oever van Goeree, zie ik vreemde schaduwen op doemen. Korte tijd later blijken dat sportvissers te zijn, die schuilend onder een grote zwarte paraplu in hun bootje voor anker liggen. Schuilend voor wat? Nieuwsgierige blikken? Een zuchtje wind? Mistflarden?

Een grote gele boei doemt op, en dan een stuk dijk er achter. Waar ben ik nu? Dan ondek ik dat dit de uitmonding is van het kanaal vanaf Middelharnis. Ik kan die op de N.O.-koers net bezeilen. Nu uitkijken voor vrachtboten. Die kunnen nog wel eens vanuit het Spui oversteken richting Middelharnis. Nu valt dat mee, gelukkig.

Na een aantal keren overstag te zijn gegaan bij de Korendijkse slikken en de dijk van Flakkee klaart het iets op, de zon komt er bij, maar de wind zwakt af tot weinig wind. Zo haal ik de Haringvlietbrug en de ankerkom er achter niet. Rond 17:00 uur besluit ik om te overnachten tussen de verbodspalen van de Ventjagersplaat; uit de vaarroute, en ver van het verkeerslawaai.
In de buurt van een paal gaat het anker overboord, ik heb nog een uurtje om te eten, dekzeil op te tuigen, en de zon mooi gekleurd onder te zien gaan. Om 19:30 is het donker. De mist omhuld me weer, en alles wordt koud en drijfnat van de condens. Gelukkig blijft mijn slaapzak droog onder het dekzeil. Ik kruip er maar vroeg in. Het wordt een lange nacht van korte slaapjes, liggen luisteren naar allerlei geluiden van ganzen, eenden, en turend op het horloge hoe laat het is. Heel ver weg hoor ik nog het steeds zwakker wordende autoverkeer. Verder is er niets, een muur van duisternis.

Rond 0730uur begint het lichter te worden, en ik maak eerst een warme kop thee, en dan vul ik een thermosfles met heet water. Er is een beetje wind voelbaar, en volgens mijn wandelkompasje nog steeds uit het oosten. Snel maar alle zeilen hijsen, het anker inhalen en wegdrijven. Op de grenspaal van het reservaat zie ik nu dat het “verboden toegang” is wegens “Vogelrustgebied”. Dat kan de doelgroep natuurlijk niet lezen, dus blijven ze, gelukkig, lawaai maken. Ik stuur een noordelijke koers in de hoop zo bij Tiengemeten uit te komen, om daarna de zuidelijke oever te volgen. Moet wel oppassen voor de verschillende kribben die ergens onder water liggen.

Na een poosje zie ik een rood steekbaken, daarna een groen, en hoor dan in de verte ganzengesnater ( gegak dus eigenlijk)- daar moet Tiengemeten liggen. Als ik dan ook gegrom van een tractor hoor kijk ik scherp uit. Ineens ontdek ik het silhouet van enkele treurwilgen, en de basalt oeverbescherming. Dat klopt. Dan langs de oever blijven sturen, voor het (zuchtje) wind. Dat valt niet mee, het wordt een zig-zag koers.

Plotseling zie ik een paal, 50 m uit de oever. Oppassen, waarschijnlijk een strekdam! Ik stuur er naar toe, maar dan klinkt al het gebeuk van het zwaard over de stenen; er voor ligt nog een dam! Het geratel gaat me door merg en been. Maar de boot heeft er minder last van. Ik drijf langs een zeiljacht dat buiten de betonning voor anker ligt; alles is stil, geen levende ziel te bekennen.

Halverwege Middelharnis en de Slijkplaat trekt de mist op, en kan ik de oevers weer zien. Ik vaar toch niet als enige. Ik lig op de juiste koers. De zon laat zich zien, en zelfs voelen, het wordt aangenaam. Het water rimpelt slechts licht, en op sommige plekken is het glad. Maar tot de Slijkplaat drijven we nog rustig voort. Dan is het rond 1400 uur gedaan met de duurzame energie; de roeiriemen gaan te water, en ik haal menig groter, sneller zeiljacht in, rustig trekkend aan de houten vlerken.

En bijna voor de haven komt de wind terug. Echter, zoals bijna altijd, een wind van zee. Dus maak ik nog een paar slagen aan de wind, om eindelijk voldaan de haven binnen te kunnen glijden, de stille waterwereld achter me latend.

Jacob van der Schaaf,
Lugger “WAER & WYN”.