De Akka kronieken deel 4

1. Meer herinneringen.

Aan het slot van de Akka Kroniek #9 (december 2009) heb ik u beloofd te vertellen over mijn overstap van een scherp jacht naar een platbodem. Na een goed zeilseizoen met veel mooie tochten op de Grevelingen vanuit mijn thuishaven Den Osse bij Brouwershaven is de verteltijd nu aangebroken. Maar eerst moet me van het hart dat ik steeds weer heb genoten van de zeileigenschappen van mijn Longboat die me telkens weer beletten een rustig plekje in de luwte van de wal op te zoeken.

Ja, die overstap. Dat ligt een beetje gevoelig! Er zijn mensen die verandering wispelturig noemen, zeker als dat op korte termijn gebeurt. Vanuit die invalshoek heb ik daar inderdaad vaak en veel aan geleden, na een paar jaar zag ik weer iets moois in een andere boot en dan was ik verkocht. Zo verging het me ook toen ik na enkele jaren in de Boemerang te hebben gevaren bij Gait en Siemen Kroes aan de steiger in Kampen een vissermanschouw van ongeveer acht meter te koop zag. Het was een schilderachtig schip, een kajuit voor de mast, een grote open kuip, ongestaagde mast, strijkbaar met behulp van een contragewicht, bruine zeilen (grootzeil en botterfok), voorzien van een midzwaard en een ingebouwde motor (zo‘n plof-plof).

De eerste eigenaar van dit schip was Siep van Hulst, notaris te Lemmer en gastheer van een van de eerste bijeenkomsten van de initiatiefnemers van de Nederlandse Kring van Drascombe Eigenaren. Zijn pijpenbakje was nog in de kajuit aanwezig. Na ruim vijftig jaar voel ik weer de magie van dit scheepje. Als voorbeeld daarvan moet ik de fokkeschoot noemen, polsdik en gebundeld in soepele losliggende strengen van een zachte touwsoort. Deze schoot kon niet op een klamp worden belegd middels een halve steek, dat hoefde ook niet, eenmaal rond de klamp leggen was voldoende. Al schrijvende voel ik me alsnog verontschuldigd voor de impulsieve aankoop!

Een van de eerste tochten met dit schip bracht ons op het Ganzendiep, een oude monding van de IJssel, beginnend na de hefsluis achter de jachthaven van Kroes. Opvallend was het grote verschil in tempo, de bewegingen van het schip waren gezapig vergeleken met die van een scherp jacht. Daardoor was er meer tijd voor alle zeilhandelingen en viel de eeuwige drang tot vlug en snel van ons af. Hoog aan de wind zeilen was er niet bij, dus waarom aan de grootschoot sjorren en sturen op de laatste meter winst. Wat een rust!

Dit schip zeilde zich zelf en op haar eigen manier, daar moest je je zo weinig mogelijk mee bemoeien. Goed de zeilen trimmen dan hoefde het roer nauwelijks dienst te doen, dat was het geheim. Door de uitrusting met een midzwaard was het wel moeilijk om door de wind te gaan. ‘Fok bak’ was eigenlijk altijd nodig, maar dat was met de botterfok geen groot probleem. Erg gemakkelijk was de ongestaagde mast met contragewicht. Het voorstag werd met een grote scharnierende haak vastgezet op een oog voor op het schip. Voor het passeren van een brug werd deze haak los gemaakt, de stuurman kon dan door aan de kraanlijn te trekken de mast strijken zover dat nodig was. Na de brug trok de man op het voordek met het voorstag de mast omhoog, de haak werd vastgezet en dat was alles.

Met deze Korte Metten hebben we zeer plezierige zeilvacanties beleefd. De grote open kuip gaf ruimte voor enkele vouwstoelen en werd overdekt met een tent van dik zeildoek over de giek. Overdag hadden we een woonkamer en ‘s nachts een slaapgelegenheid voor twee personen. We konden in Friesland allerlei hoeken en gaten bezoeken die voor een kieljacht ontoegankelijk waren. Dat gold ook voor de Noord-Westhoek van Overijssel met de Beulaker, het Belterwiede, Walengracht en Giethoornsemeer. Als aanvulling dienden een Klepper vouwkano en een Klepper vouwzeilroeibootje, die gemakkelijk in de zijwanden van de kuip konden worden geborgen. Op mooie avonden ging ik met mijn dochter in de Klepper rondjes zeilen over de kleine plassen aan de westkant van de Beulaker. Toen leerden we de schoonheid zien van de kleine watersport die ik met mijn Longboat Akka heb hervonden.

Een van de hoogtepunten in het varen met de Korte Metten was een tocht door Friesland over de Fluessen van Heeg naar Galamadammen. Dit langgerekte meer ligt ongeveer noord-zuid, de wind was noordoost, dus ik had het vanuit Heeg plat voor het laken. Het was schitterend weer, blauwe lucht, stralende zon, windkracht drie tot vier. Met uitgeboomde botterfok over bakboord, grootzeil over stuurboord en helmstok midscheeps zeilde het schip zich zelf. Ik heb toen hele einden de boel maar gelaten voor wat het was en ben in de kajuitdeur gaan staan om dat intens te beleven.

Maar het loopt niet altijd zo vloeiend. In het eerste jaar van de Korte Metten had ik gemerkt dat het schip gemakkelijk door één man was te bedienen. Toen me dat op een mooie zomerdag door het hoofd ging heb ik alle papieren op mijn bureau van me afgeschoven, in de la gelegd en heb mijn vervanger laten weten dat ik weg moest. Vervolgens heb ik mijn vrouw op de hoogte gebracht van mijn plan om solo een eindje te gaan varen. Bij Gait Kroes aan de steiger gekomen zag ik dat het mooi zonnig weer was met weinig wind. Dus, landvasten los en de IJssel af. Prachtig vrij gevoel! Toen ik dat voldoende had geproefd streek ik de zeilen en drukte op de startknop van de motor. Het bleef doodstil onder de motorkap, vele malen drukken ten spijt. Zeilen hijsen had geen zin want de wind was gaan liggen.

Daar dreef ik, stroomafwaarts, weerloos. Ik had nog net voldoende roer zodat ik tussen twee kribben over bakboord naar binnen kon draaien en uit de stroom tot stilstand kon komen. Toen ik het midzwaard wilde optrekken brak de staaldraad, waardoor ik stevig vast kwam te liggen. Schip laten liggen en terug lopen naar de jachthaven en daar sleephulp vragen? Dat zou me zeker enkele uren kosten. Staande op het achterdek heb ik gezwaaid naar een voorbij varende motorboot die tot mijn grote vreugde bij draaide, een lijn over gooide en me naar Kampen terug bracht.

Ja, dat was het dan, zeer leerzaam! Ik had niet naar de weersverwachting gekeken, de motor niet geprobeerd en geen rekening gehouden met de stroming, kortom de planning deugde niet. De geknapte hijs voor het midzwaard was uiteraard niet te voorzien. Later kwam ik er achter dat er bij stralende zon een luchtbel ontstond in de vrijwel vlak liggende benzineleiding. Dit is toen verholpen door plaatsing van een pompje.

Toch hebben we dit romantische schip na enkele jaren van de hand gedaan want het had geen stahoogte in de kajuit en geen toilet. Dat was voor een vacantie geen overwegend bewaar, maar wel voor langdurige bewoning als pensionado. We hebben toen gekozen voor een grotere kajuitschouw met stahoogte en toiletruimte. De geringe diepgang van een platbodem wilden we niet meer missen en we waren verknocht aan de manier van zeilen. Je zou kunnen zeggen: niet zeilen was ons doel, maar varen en dan vooral op kleine plassen met overnachtingen in verscholen hoeken. Dat is de essentie van mijn watersport geweest en tot nu toe gebleven. Ik zie het als een groot voorrecht, dat ik dit zo uitvoerig heb mogen beleven.

Vanuit dit gezichtspunt is het interessant in het november nummer van de Spiegel der Zeilvaart een artikel te lezen waarin ontwerp en bouw van een nieuwe Lemsteraak wordt beschreven, die onder supervisie van het Dirk Blom Lemsterakencentrum plaats vindt. Zelfs voor een platbodem geldt de mode: visserman, groot, snel met het comfort van thuis, ontworpen door de grote namen in de zeezeilerij met behulp van sleeptanks en windtunnels. Let wel, dit is niet geringschattend bedoeld, maar vanuit mijn slootje gezien mankeert er iets heel wezenlijks. Dat is uiteraard ook zichtbaar in de huidige samenleving. Veel mensen zijn niet meer blij met weinig, met het onvolmaakte, met de natuur.

Tot besluit van dit verhaal schenk ik u nog een Blauw Handje (brandewijn met bruine suiker) in. Ik hoop binnen afzienbare tijd deze kroniek te kunnen voort zetten met mijn belevenissen in de watersport na verkoop van de Korte Metten.

December 2010
Klaas Lubbers
schipper van de Longboat Akka