Zeilen in de holen van de Vikingen

Als we op 12 Juli de haven van Virksund uitvaren is het warm, zonnig en een flauw windje probeert uit het noord oosten te komen. Zeven Drascombes: Sequana met Klaas en Regitse Hoogewerff, Riddie of the Sands: Jan Maurits en Jacoba de Jonge, Willow: Kees en Eva de Waard, Windroos: Fred en Els Roos, Timshel: Han van Vlierden en Margriet van lersel, Whisper of Suart: Tom Colville en zoon Mark en Tinteling: Theo Kampa en Elisabeth Spits zijn naar het noorden van Denemarken gekomen om in gezamenlijkheid een weekje door de Limfjord te zeilen. Organisator Klaas Hoogewerff heeft de avond voor vertrek ruim wijn geschonken om de verjaardag van zijn echtvriendin Regitse te vieren en ons zijn soepele karakter getoond door te vragen of we over zes dagen op een bepaalde plaats te komen om daar met zijn allen te knagen. Zoveel aangeboden vrijheid wordt te veel voor ons, dus kruisen we de volgende dag met zijn allen richting eilandje Livö.

Varen in de Limford, het water tussen Kattegat en de Noordzee, is tamelijk eenvoudig. Het getij speelt geen rol, navigeren is eenvoudig want bijna overal is de wal te zien. Na een dag onder de zonne pet met een briesje tot een afnemend slap windje, is rond 18.00 uur de wind helemaal op en eilandje nog acht mijl te gaan. Achter de ankers bij Nakken in de Risgarde Bredning is het socialiseren met meegebrachte drank uit Nederland. Na de borrel zoekt ieder zijn eigen plekje, kookt en kruipt niet laat te kooi.

’s Morgens is het mistig en het flauwe windje komt uit het noordoosten. Het glas is gevallen naar 1012 mb en de Deense weerman dreigt met onweer. Rond tien uur zijn alle ankers op en kruisen we door de Risgarde Bretning richting eiland Fur. Het eilandje Livö is door het weerbericht even uit de planning. Na de lunch ter hoogte van Grönner Oade trekt de wind aan. Op de kaart ziet de baai Harre Vig in Salling er buitengewoon aantrekkelijk uit. Een paar mijl voor we bakboord uit de baai in kunnen varen komt de beloofde bui. De regen striemt frontaal. Aeolus houdt zich redelijke koest en wij met één rif in het grootzeil komen er prima doorheen. Het zicht is op dat ogenblik minimaal. Ik twijfel waar we de ingang moeten zoeken, maar de plotseling te voorschijn komende GPSjes van de andere leden brengen ons eenvoudig naar de gewenste ondiepe plek en leidt tot sturen met de roeiriem.

Leider Klaas, die de handigheid van enkele leden met het roer ophalen, zwaard omhoog, roeiriem sturen en zeilen op tijd naar beneden geweldig bewonderd, vraagt of er in de toekomst niet eens een workshop kan worden georganiseerd. “Ik wil toch eens goed weten hoe jullie dat nu precies doen’. Nee Klaas, ‘viel wissen macht viel Kopfschmerz en kennis van de zaak is vaak het einde van het vermaak.

Tijdens een echt palaver wordt besloten een dag in Harre Vig te blijven, de weersomslag heeft de wind met een kracht zes uit het westen laten komen en er valt zo nu en dan een bui, de barometer staat op 996 mb. Alleen de Riddie of the Sands gaat een paar uurtjes zeilen.

Onder meeuwgekrijs gaan de volgende dag de ankers omhoog en het wordt een schitterende zeiltocht bij een krachtige westelijke wind. Het eilandje Jegindö lopen we aan het eind van de middag aan. De diehards gaan op de onrustige rede te anker. Willow, Windroos en Tinteling lopen het met EEG centjes aangelegde jachthaventje binnen en smikkelen ’s avonds in het kleine café aan de haven. Jegindö is een bijzonder haventje; enkele gebouwtjes, restaurantje en een mini museumpje met een donker interieur waar de ontwikkeling te zien is hoe één generatie vissers zo efficiënt in de Limfjord hebben gevist dat het nu bijna leeg van vis en vissers is.

Na een voortreffelijke nachtrust en ontbijt in de beschutte haven zoeken we de andere leden op die één mijl buiten de haven onbeschermend op een dikke zwel liggen te rijden. In de ochtend waait het nog pittig; zuid west zes en er valt ook zo nu en dan een bui. Gereefd varen we ten zuiden van het eiland Mors in een ideaal Drascombe gebied. De enkele jachten die we zien moeten via de meest onverwachte bochten de vaargeul houden. Na de gezamenlijke koffie met Deense koek en kaartstudie gaat het voor de wind door de Visby Bredning naar de beschutte kom in de Vilsund. In zestig centimeter diep water gaan de ankers overboord.

Leider Klaas stapt over boord en banjert door het water tot één van de leden hem toeroept dat de baai wel een kraamkamer van kwallen en krabben lijkt. Beesten in het water doet mij denken aan het boek ‘Tussen Orinoco en Amazone’ van Redmond O’Hanlon die over het Amazone gebied vertelt waar de candiru toeft die als je bij het zwemmen zo onverstandig bent te urineren, je door die geur aanzien voor een grote vis en opgewonden tegen je stroom urinezuur opzwemmen, je urethra binnendringen als een worm in zijn holletje, en hij zou, door zijn kieuwdeksels op te zetten, een krans van naar beneden gerichte stekels vormen. Er kan niets tegen worden gedaan. De pijn schijnt opzienbarend te zijn. Je moet naar een ziekenhuis voordat je blaas springt; je moet een chirurg verzoeken je penis af te snijden. Het werd mij duidelijk dat ik hier ongevraagd getuige kan worden van de wording van een diep tragisch ongeval, want ook de kwal en krab kunnen buitengewone onaangename lichamelijke letsels veroorzaken die de plotseling geplande bonte avond ruw zou kunnen verstoren. Terug op zijn bootje valt de schade mee.

Later maken we een wandelingentje naar de weg waar we een automobilist aanhouden om te vragen waar de dichtbij zijnde winkel is. “Zijn jullie van die buitenlandse scoutingciub?” Ik kijk rond en zie dat de gemiddelde leeftijd van onze zeeverkenners boven de veertig uitkomt. ” Ja…. de welpen hebben honger daarom zoekt de akela een winkel’. Hij maakt ons duidelijk dat het nog negen kilometer te gaan is. Jan Maurits meldt zich als vrijwilliger om de afstand heen en weer dravend af te leggen, omdat zo zegt hij “het een goeie training is “.

Tijden het wachten op Jan Maurits slaan wij, bij een hoog oplaaiend vuur, met de andere leden zeer rijkelijk aan de drank. Lachsalvo’s schallen door het lege land als Jan Maurits bezweet, met pakken worst terug komt. De worstsmulpartij, die dingen moest je op een tak spietsen en boven het vuur roosteren, voor mij niet te vreten, kon de opmerkelijke opgewekte stemming niet drukken. Morgen, 17 Juli is het gemeenschappelijke programma afgelopen. Tom en zoon moeten naar Nederland om de rest van de vakantie met de familie door te brengen.

Zes schepen varen naar het stadje Thisted om boodschappen te doen en zeilen na de lunch hoog aan de wind over ruim water met een west zuid westelijke wind richting het eiland Livö. Na het ankeren aan de lijzijde van het eiland zie ik de barometer op 1016 mb staan. De Wandeling over Livö is voor iemand die houdt van natuurlijke historie een lange ochtend met een hevig gevoel van vreugde. Rond de zevenhonderd bloemsoorten bloeien en groeien er al sinds de middelleeuwen, ecologische landbouw, en bosbouw waar de laatste honderd jaar niet is gekapt. Na de wandeling namen Klaas en Regitse afscheid. Zij moeten het gras maaien bij hun tweede huis in Denemarken. Even flitst het door mij heen; nu Klaas duidelijk heeft gemaakt, na volle tevredenheid van de leden, dat hij een leuke tripjes kan bedenken, zou hij toch zeker in aanmerking moeten komen op de volgende vergadering een hoge Drascombeonderscheiding omgehangen te krijgen. Zijn buitengewone organisatie talent, bootbehandeling, ijzeren wil, scherpe maritieme kijk en gevoel waar de boot heen wil ondersteunen en rechtvaardigen de onderscheiding. Na twee dagen gaan de Windroos en Willow huiswaarts. Als we met de overgebleven Timshel, Riddle of the Sands en wij Tinteling in een beschutte baai liggen komt er plotseling rond etenstijd een bui met veel wind opzetten. Geen paniek, want ik hoor Jacoba tegen Jan Maurits, die bezig doet op het voordek: “Kan ik de vis in de roomsaus opdienen?”.

De laatste tien dagen trekken we min of meer gezamenlijk op. Als flottila bezoeken we de ondiepe Skibtedfjord, een water waar de Vikingen al door heen kwamen op weg naar zee. Later in de middelleeuwen is de Limfjord aan de westelijke zijde verzand en pas rond 1867 door zware stormen is er weer een gat in de kust geslagen. Tegenwoordig is het dikke handel voor de baggeraars, omdat er het hele jaar door driekwart miljoen kubieke meter zand moet worden verwijderd.

Op vijf en twintig juli, is de Riddle of the Sands ergens in het zuiden bij het eiland Venö. De Timshel bij het eiland Fur. Ons doel is een museumbezoek in Lögstör. Vroeg vertrekken we uit Nyköbing richting Lögstor bij een westzuidwestelijk wind kracht vier, barometer 1020mb, langs de westelijke punt van Fur met zijn stenen kust opgebouwd uit lagen steen en zand uit de laatste ijstijd. Een droom voor de geoloog als een regiment huzaren voor een nymfomane.

Inmiddels is de wind toegenomen en ruimt, briest en de golven worden hoger en hoger. Na het tweede rif, het waait nu zeven, besluiten we voor de wind weg te vallen richting Fur. Voor het lapje gaat het prima, helemaal als we de druil weghalen. Wel jammer dat we Lögstor moeten laten gaan.

Aggenborg daar in de buurt is de grootste gevonden vikingburcht met drie kazernes. Vanuit die plek zijn de Denen vertrokken en hebben Engeland veroverd. Van 1008 – 1035 is Engeland geregeerd door koning Knud en vijf en veertig jaar later als Knud de heilige, een echte krijger, de troon bestijgt hopen ze weer op grote strooptochten. In 1086 komen in de Limflord, 1860 schepen tezamen. Omdat in Noorwegen drie Vikingschepen zijn geborgen weet men hoe zo’n schip er heeft uitgezien: 20 meter lang, 4 meter breed en heel licht gebouwd met een diepgang van plus minus één meter en kon zeventig man meenemen. De vloot die ooit in de Limfjord moet hebben gelegen met 1860 schepen zou een strijdmacht van 130 000 mannen omvat hebben. Dat zal wel niet helemaal waar zijn er zullen ook wel kleine schepen bij zijn geweest. Desalniettemin moet het een gigantische vloot zijn geweest. Gelukkig door opstand in Sleeswijk Holstein en onderling gemor, de meeste mariniers waren boeren en wilden terug naar hun boerderijen, is het grootste deel van het leger gedeserteerd. Gelukkig maar anders was er geen Europeaan geweest met bruine ogen.

De laatste dagen worden doorgebracht met weinig wind bij aangename temperatuur. De laatste avond liggen we in de buurt van ons vertrekpunt Virksund. De zon zakt achter achter de heuvels aan de overkant “zinloos want morgen moet hij toch weer op” zegt Herman Finkers dan.

Theo Kampa