Marina

Jonathan Raban, een gelauwerde Engelse schrijver, reisde een jaar of vijfentwintig geleden met een kleine houten motorsailer rond zijn vaderland. Hij schreef over deze reis een prachtig boek: Coasting. Het is veel meer dan een verslag van zijn zeereis. Het is ook een beschouwing van het land van Iron Lady Margaret Thatcher tijdens de Falklandoorlog en door als een buitenstaander te kijken, bijna letterlijk van overzee, ontdekt hij Engeland opnieuw. Heel wat havens deed hij aan en Raban is na afloop van zijn reis duidelijk: Marina is een woord dat veel te mooi klinkt voor de barre werkelijkheid van rijen steigers in een uniforme, zakelijke slagorde. Een rake typering, die ik regelmatig citeer.

Bij marina denk ik zelf trouwens ook vaak aan dat vrolijke liedje van Rocco Granata, de Belgisch-Italiaanse zanger en accordeonist met zijn stem die als vloeibare honing je oor in loopt:
Marina, Marina, Marina
Ti voglio al piu` presto sposar.

Toch zijn ze nuttig die marina’s en soms zelfs plezierig. Een paar jaar geleden was ik op bezoek in de Marina IJmuiden. Tijdens een zomerse hittegolf werd het water van het Markermeer onzwembaar verklaard vanwege blauwalg. Een paar uur motoren bracht ons via het Noordzeekanaal naar het verkoelende zeewater voor de kust, waar we ankerden op zo’n honderd meter van het strand. Door de aflandige wind was het zeewater buitengewoon helder en konden we heerlijk zwemmen, maar wel aan een lange lijn vanwege de stroom. ’s Avonds meerden we af in de Marina IJmuiden, maakten een wandeling in het nog warme zand van het strand voor de haven en beleefden er een zonsondergang uit het boekje. Romantiek bij de marina!

Ook Terschelling heeft een echte marina die een nuttig alternatief vormt wanneer bij zuidwesten wind het Groene Strand als droogvalplek onbruikbaar is. Denk aan de Buys- en Compagnieshaven in Enkhuizen, aan Marina Lelystad, aan Oudeschild en zelfs de haven van Marken begint marinatrekjes te krijgen.

Waardering of afkeer van het fenomeen marina heeft bijna letterlijk met je standpunt te maken. Kijk je er van enige afstand naar dan zie je een ritme van palen en steigers waarin slechts rechte hoeken domineren, een laat twintigste eeuws landschap waar efficiëntie en rationaliteit de norm zijn. Er kleeft iets industrieels en zakelijks aan en juist dat rijmt slecht met het doel van de moderne jachthaven: het onderbrengen van vrijetijdsmiddelen. Afgezien van een projectontwikkelaar kan ik me nauwelijks iemand voorstellen die met vreugde naar een pas aangelegde marina kijkt. Een volle marina echter heeft altijd iets van een natte Hiswa, alleen veel leuker. Je ziet contrasten die je aan het denken zetten, zoals een mooie volksboot naast een roestige knikspant en een gelikte vissermanschouw naast een bolle Compromis. Daarnaast heb ik veel interessante mensen ontmoet in marina’s en er boeiende gesprekken gevoerd. Mijn houding ten opzichte van marina’s is dus verre van eenduidig.

Inmiddels is ook in onze thuishaven Durgerdam bij Zeilvereniging het Y sprake van marinaïsering met stroom, water, internet en verlichting op de steigers. Slechts in de Sloot, inderdaad met een hoofdletter, lig je nog ouderwets verstoken van elk comfort met je kuip naar het riet en daarboven zie je de wolken voorbij schuiven. Zeldzame genoegens.

Ton Wegman

Amsterdammers hebben het patent op de marina, zoals blijkt uit de jachthaven rechts bij de Stadsherberg op een kaart uit 1625.
Die leuke kleine tweemastertjes op een rij in het IJ voor de stad vormen het begin van de ontwikkeling tot de moderne supermarina.