In het kielzog van Captain Bligh

Wellicht is het is u bekend dat in Drascombe-zeilscheepjes reeds decennia echte zeereizen worden gemaakt.
Uit het onderstaande verhaaltje valt, voor u misschien wel opnieuw, op te maken dat ook een simpele zeiler onverwacht ver kan komen in het kuipje van zo’n zeilend tweemastertje.

Op het teakhouten brugdekje staat ‘n mokje versgezette zwarte koffie uit de rvs thermosfles zeevast tegen de voet van het stuurkompas. De Cruiser Longboat ICHTHUS bruist er weer lekker doorheen en neigt op de wind naar lij. Het stuurboords spuigat gorgelt zachtjes. Schrijlings zittend op het bakboords zijdoft, ligt de linker elleboog op het potdeksel en rust de rechtervoet op de zwaardkast. De helmstok is vastgezet op het schuivende stuurtouwtje. Wat een ontspanning!
De hemel is helder blauw met langsdrijvende alto cumulus. De fleecetrui kan uit, het T-shirt is voldoende, de zoele zuidoosten wind koestert de knoken. De dichte begroeiing recht vooruit oogt dampig en donkerder dan de werkelijkheid als gevolg van het tegenlicht van de heldere voorjaarszon, die fel schittert op het verlaten zilveren wateroppervlak.
Aan het eind van de eerste slag vanuit de haven doet de komvormige zuidelijke begrenzing van het Braasemer Meer mij vaak denken aan een baai van een tropisch eiland. Alleen het witte strand met kokospalmen ontbreekt nog. De vliegtuig-audiodip in mijn gehoor versterkt het gevoel van pacifische eenzaamheid. Het merendeel van de altijd aanwezige randstadherrie gaat aan mijn hamertjes en aambeeldjes voorbij.

We vallen af naar een westelijke koers, met de schoten opgevierd, het midzwaard tot halverhoogte opgehaald zeilen we ruimschoots tot benedenwinds van de grote groene ton BM-3. De vaargeul is leeg sinds de kerosinepijp van Pernis naar Schiphol de heen en weergaande stroom van tankers heeft vervangen.
Met alle schoten doorgehaald knijpen de yawl en ik hoog aan de wind het Paddegat in.
’n Lastig stukje vaarwater wanneer er Oost in de wind zit: luwe stukken achter de bebossing wisselen zich af met trekgaten waar de wind draaïerig vrij spel heeft. Bovendien bocht het vaarwater naar het zuidoosten voordat we de monding van de Wijde Aa bereiken.
Dit stukje roept bij mij associaties op met de Torres Straat, de nauwe zeestraat tussen kaap York, het meest noordelijk gelegen puntje van Australië, en de zuidkust van Papua Nieuw Guinea. Er is ter plaatse met het blote oog niets te zien van Australië, noch van Papua, maar de doorgang tussen de riffen is nogal krap.

Het is verbazingwekkend hoe in enkele tientallen seconden een hele, reeds lang gepasseerde, levensfase aan het menselijk geestesoog voorbij kan trekken.
Veertig jaar geleden, met de inkt op mijn diploma: ” In Naam Der Koningin” nog nauwelijks opgedroogd, bevoer ik als stuurman van de wacht zelf deze krikkemikke ongeveer elke zes weken vice versa, in de lijndienst van de Koninklijke Java China Paketvaart Lijnen tussen het Oost Aziatische continent enerzijds en de Fiji eilanden en Nieuw Zeeland anderzijds.
Over ’n lastig stukje vaarwater gesproken! Na vier decennia staat het traject nog in mijn geheugen gegrift, van Booby Island in het Westen tot Bramble Cay aan de Oostkant en de talloze tussenliggende eilandjes en riffen. De spannende navigatie in het pre-GPS-tijdperk toen, vereiste een maximaal gebruik van de zintuigen, wat eerlijk hand- en rekenwerk, alsmede een halve baal zware Van Nelle. Ja, je wist niet beter, dat hoorde bij Hollands Glorie.
Vooral de herinnering aan het nauwe stukje, halverwege de zeeëngte, tussen de koraalriffen van Sue- en Bet Island, waar je kort na elkaar twee keer vrijwel haaks de bocht om moest, kan ik mij nog levendig voor de geest halen.

Voor u, mede-Drascombevarende, lijkt de volgende passage misschien op iets van honderd jaar terug, maar het ging toen in de jaren zestig van de vorige eeuw nog echt zo, daar in de Oost.

“Tropenochtend, vijf en dertig graden Celsius, de persoonlijke Chinese bediende, sloffend in “jasje toetoep”, heeft zojuist op een presenteerblaadje in een zwaar verzilverd kannetje, gegroefd door het vele gebruik, verse koffie op de brug gebracht.
“Kort wit”, keurig gestreken door de Chinese wasbaas: korte mouwen, korte broek (nou ja, tot op de knie), maatkleding van Lat Chong The Tailor uit Hong Kong, witte kousen tot net onder de knie, witte schoenen. De achterkant van het uniformshirt plakt op mijn rug.
Afgezien van de normale geluiden van een schip dat volle kracht loopt is het stil in het stuurhuis. De schuifdeuren naar de brugvleugels aan beide zijden staan open en rinkelen zacht in de sponningen op het gedreun van de machine. De Chinese kwartiermeester Lok-Chang-Fai staat stoïcijns op het teakhouten blokrooster achter het stuurwiel en staart zonder met zijn ogen te knipperen naar de repeater van het girokompas: Oooh–Too-Fy, vijfentwintig graden kompaskoers. Zo nu en dan verdraait hij het wiel een of twee spaken en daarna weer terug.

Via de kaartenkamer zie ik door de openstaande deur de “Ouwe” in z’n gesteven tropenuniform in zijn aircondtioned hut achter het mahoniehouten schrijfbureau zitten. Verdiept in de administratie zo te zien, maar ik weet zeker dat hij op z’n qui vive is.
Enigszins gespannen vergelijk ik de kaart met het verschuivende zeeschap. Met intervals van tien minuten op het peilkompas van de stuurboordsbrugvleugel peilingen nemen en vervolgens nauwkeurig met het versgeslepen B2-potlood en de parallel liniaal in de kaart zetten. Mijn onderarmen kleven aan de kaart. Nagenoeg op de lijn, OK.
Vrachtschip, 45 bemanningsleden, 10.000 ton kostbare lading, 20 knopen.
Het rood-witte vuurtorentje van Sue Island komt nu snel naderbij aan stuurboord. De turkooizen brandinggolven breken witschuimend op het rif. Zwarte poppetjes staan bij een op het strand liggende prauw.
Nog een peiling. OK, langzaam insturen: “Starboard five!”, Lok Chang Fai schraapt zijn keel: “Sitahboh Fy!”. Het schip begint naar bakboord te hellen, de messing passer schuift over de kaartentafel.
Het voorschip zwaait langs de heiige kim, de hoofdmotor lijkt het zwaar te hebben. Roer laten opkomen: “Wheel amidships!”, “Midship”, :Steady!, “Siteddy”.
“One-One-Oh”, “Wan-Wan-Oh”. “Wan-Wan-Oh now, Sah”. OK! Het zog vertoont weer een rechte lijn, de haakse hoek is al bijna niet meer te zien. Peiling, OK. Exact op de lijn, OK. Geen scheepvaart in zicht. Nog een kwartier tot de volgende koerswijziging. Mooi vak!

“Heb je onze Pater nog gezien?”. De kapitein staat plotseling naast me. “Ja, op Sue woont een Nederlandse pater, kijk daar staat-ie!”. Door m’n Asahi Pentax zie ik inderdaad aan de vloedlijn iemand in een lichtkleurig gewaad, opgeschort tot boven de witte knieën, met een Hollandse vlag zwaaien.
De Ouwe trekt aan de fluitlijn, een lange stoot uit de glanzend zwarte schoorsteen bast oorverdovend over ons heen. De vlag gaat nog heftiger op en neer. ”

Ik schrik op uit m’n overpeinzingen. De schipper van de antieke, witte Avifauna rondvaartboot recht achter ons, de geklonken kraalbalksteven half verscholen achter een brede boeggolf, vraagt zich kennelijk af waar ik naartoe wil daar midden in zijn vaarwater en heeft een attentiesein gegeven. De Torres Straat en Sue Island zeggen hem waarschijnlijk niets. Hij wil alleen maar op tijd terug naar de steiger om een nieuwe lading dagjesmensen te embarkeren.
Zo snel mogelijk laat ik de Longboat afvallen tot buiten de geul. Schoolkinderen zwaaien langs de railing.

In 1625 verdaagde de Spaanse schipper Torres, tijdens een zoektocht vanuit Peru naar nog meer goud en zilver in het veelbelovende Zuydtland, ongewild aan de zuidzijde van Nieuw Guinea en zeilde vervolgens als eerste Europeaan door naar de Molukken.
Torres’ superieuren besteedden verder geen aandacht aan de ontdekte route. Zijn journaal verdween ergens in een onderste bureaulade in Manila. Pas in 1762 las de Engelsman Dalrymple dit verslag en realiseerde zich dat de Spaanse piloto destijds de doorvaart had ontdekt tussen het Papualand en Australië. Terecht, en sportief, dat Dalrymple de zeestraat naar zijn ontdekker noemde, de Torres Straat.
Dalrymple zelf nam genoegen met één van de talloze eilandjes, waaraan hij zijn naam verbond.

In 1789 bezeilde Captain Bligh, de na de muiterij afgezette gezagvoerder van de Bounty, met 17 loyale bemanningsleden in een open sloep van een meter of zeven, acht (zeg maar een open Longboat) noodgedwongen de Torres Straat onderweg van Tahiti naar de Hollandse VOC-nederzetting op Timor.
Een doorgang in het Great Barrier Reef ter plaatse van de Torres Straat staat vandaag de dag nog als “Bligh’s Passage” in de kaart.

Onlangs kocht ik op Terschelling het boekwerkje “De nachtmerrie van Captain Bligh” door John Toohey. Gezien mijn Paddegat / Torres Straat-associaties, alsmede de Bligh / Longboat-connectie wekte de titel direct m’n belangstelling. Het boekje zou ongetwijfeld onder andere over het doorkruisen van deze zeestraat tussen de Koraalzee en de Arafurazee gaan.
Na lezing van het boekje komt deze passage er in het boek eerlijk gezegd nogal bekaaid af. Een teleurstelling eigenlijk. Het is meer een voortdurende beschrijving van de honger en ellende die Bligh en z’n bemanning gedurende de hele tocht hebben doorgemaakt, dan van het varen en zeilen op zich. Overigens kan ik mij wel voorstellen dat alle narigheid meer indruk op Bligh en z’n kornuiten zal hebben gemaakt dan de paradijselijke omgeving. Aan witte palmenstranden en groenbeboste vulkaaneilanden was men na een jarenlang verblijf in die contreien wel gewend en echte honger went nooit, denk ik.

De Avifaunaboot verdwijnt naar voren uit het zicht.
Aan stuurboord komt vanuit het jachthaventje van Roelofarendsveen een roeisloep naar buiten, drie riemen op elk boord. Wordt er zelfs hier getraind voor Harlingen – Terschelling? Zes man, haveloos gekleed, haal op gelijk! Een oude man zit over de helmstok gebogen, zijn lange grijze haren hangen tot over zijn schouders, hij kijkt niet op of om, maar stuurt een kaarsrechte koers. Zo te zien een aanvaringskoers! De sloep loopt verbazingwekkend snel: die gasten kunnen roeien!
De wind valt weg in dit luwe gedeelte van het Paddegat. De lichte Longboat verliest snel vaart. De sloep loopt ruim voor langs. De roeiers buigen en strekken in hoog tempo. De riemen staan krakend krom bij elke haal. Wij kruisen haar schuimend zog.
Was dat het kielzog van Captain Bligh?

Jan Best
schipper van ICHTHUS