Coaster Rupert Bear naar Holland door Pim Brinkman

Sinds jaar en dag vaar ik tevreden over ons onvolprezen binnengaatse water met mijn 6,65 m. K&V grundel Lytske. Tot deze zomer, in de Dordtse Kil, toen ik na een halve dag motoren vanuit Zeeland in de regen met in het verschiet een prolongatie met nog zo’n halve dag naar thuishaven Reeuwijk, een altijd al aanwezige valse noot in die tevredenheid begon op te spelen in de vorm van een hevig verlangen naar een trailerbaar schip. Lytske bestaat uit ruim twee ton puik plaatstaal, teak en eikenhout. Erg fotogeniek, maar lang niet licht. Ook het vaarbereik is beperkt tot het binnenwater want bij volslaan zink ik. En laat ik tenslotte eerlijk zijn, wat levendiger zeilen zou ook wel mogen. Maar ja: Lytske’s goede gedrag in bijvoorbeeld Grevelingen of IJsselmeer met forse wind, de handzaamheid bij solozeilen, het enorme vaarbereik wegens de ondiepgang van 40 cm: bestaat zoiets wel in trailerbare vorm? Dus de desiderata op een rijtje:

  • trailerbaar
  • handzaam
  • weerbaar
  • geschikt voor buitengaats kustwater
  • een levendige zeiler
  • zo ondiep mogelijk

BAD lezers hebben al geraden waar je dan, zo om je heenkijkend, al gauw op uitkomt.

Tijdens een zeiltochtje met vriend Diederik Broekman in zijn open Longboat Pebble maakte ik kennis met de zeildeugden van een Drascombe. Ik kende Pebble wel en had hem ooit tijdens een roeiweekend waar hij als fourageschip fungeerde naar een helling gemotord, maar zo leer je een Drascombe niet kennen. Het type Longboat Cruiser kende ik uit Vandersmissen’s boeken en artikelen, maar zijn eeuwige lofzang op de Pride of the fleet vond ik wat zelotistisch. Ik had beter kunnen weten, gezien zijn diepgaande kennis en ervaring, waar ik de afgelopen maanden met toegespitste interesse en veel respect nader kennis van heb genomen – zij het helaas, helaas niet in persona.

Mij verder verdiepend – lezen van zo’n beetje alle BAD’s, de DAN’s van de Engelse zusterorganisatie en ook de voortreffelijke ElectroBad en website: complimenten BADmeesters! – leek de keuze voor een Drascombe steeds logischer. Dit vanwege de mooie reisverhalen – die scheepjes komen heerlijk zeilend echt overal – en niet in de laatste plaats door de kennelijk heel actieve en plezierige club van Drascombers-eigenaars. En zo begon, na die zeilvakantie in de Grevelingen in augustus van dit jaar, mijn zoektocht naar een Drascombe. Maar welk type? Een kajuit moest er zijn want gemaft moet er worden en met slecht weer met draaglijk comfort gelezen en gewerkt. Lytske beschikt over drie ruime slaapplaatsen, een kombuisje met aanrecht, gas en stromend water, een pomptoilet, ruime zitbanken, een elektrisch systeem voor radio, cd en pc voor thuiswerken, een boeken- en kleerkastje, een kuub of wat meer bergruimte, een inboarddiesel en wat meer van die zaken.

Het absolute minimum en eigenlijk best spartaans, vond ik altijd. En ook een kleine boot, vandaar de naam. Maar naar Drascomber maatstaven is mijn grundeltje van een sultan-achtige luxe! De overstap naar een Drifter leek mij daarom een zachte landing in die kennelijk harde wereld. Daarom opgestapt bij de gastvrije en mooi opgeknapte Dwaalgast van Leo van de Wal in Rotterdam. Wel erg krap behuisd vond ik, maar het zeilde verrassend licht en lekker! Weliswaar kreeg ik vanwege een losschietend valletje de mast op mijn kop maar wat je bij Lytske echt niet had moeten flikken, bleek bij zo’n Drascombe-sparretje een verwaarloosbaar incident. Bovendien bleken Leo en ik interesses te delen en we hadden het al over een toekomstig buitengaats tochtje vanuit Rotterdam, langs de Hoek en via Haringvliet en Dordrecht terug. Gaan we doen, Leo!

Ook afgereisd naar het verre (dat vinden wij, Hollanders, ver!) Groningse Hogeland waar een Drifter uit 1978 op zijn forse trailer te koop ligt, een heel compleet schip met de inboard -anders dan gebruikelijk bij het type- niet in de kajuit maar in de kuip. Verdere Driftervaringen opgedaan op het Randmeer, zeilend met Hazim Turksen in zijn eveneens te koop zijnde Puravida. Het leuke van zulke bezoekjes zit ‘m natuurlijk niet alleen in de vernuftige persoonlijke aanpassingen van al die bootjes, maar vooral in de scheepspraat van hun eigenaars!

Met het type Coaster had ik voor het eerst kennisgemaakt tijdens een bijzonder hartelijke ontvangst door Jan Maurits de Jonge in Amersfoort, waar ik languit liggend in de Riddle of the Sands (met mijn 1,88 m. toch even uitproberen) zijn enthousiaste en kundige toerverhalen gretig beluisterde. Hij liet ook albums zien met actieplaatjes van hun Coaster, zo tussen de roeifoto’s door. In de schuur toonde hij allerlei scheeps- en wadden-parafernalia, begeleid met nog meer tot watertanden aanzettende verhalen. Ik kende Jan Maurits helemaal niet en was aangenaam verrast over het spontane welkom van een toekomstige Drascomber. Dit bleek een NKDE eigenschap! Voor een bezoek aan Drascombe Nederland in de persoon van Michel Maartens had ik een uurtje uitgetrokken. Het werden er ruim vier, waarbij Michel met engelengeduld vragen die hij al honderdmaal moet hebben gehoord beantwoordde alsof het de eerste keer was en ook met mij in de Huizense haven een half dozijn bootjes inklom, waaronder uiteraard het superluxe raspaardje de Coaster Brandaen (“mij teveel lipstick” bromde Diederik later).

De twijfel tussen Drifter en Coaster werd gevoed door enerzijds het evident grotere comfort van de Drifter en anderzijds het ultieme Keep It Simple principe van de Coaster (waar Vandersmissen een KISS aan toevoegde voor Shallow). Het traileren van de geballaste en van een inboard voorziene Drifter – bepakt en bezakt en inclusief trailer toch wel anderhalve ton lijkt me – is toch wel wat anders dan het vervoer van zo’n Coastertje, en met zijn vaste kimkielen steekt een Drifter toch nog 20 centimeter dieper dan Lytske en dat is voor mijn soort vaarwater niet weinig.

Uiteindelijk gaf het zeilen de doorslag, zoals dat ook hoort, nietwaar, bij de aanschaf van een zeilschip. Dat gebeurde tijdens een mooi IJmeertochtje op vriendelijke uitnodiging van Bert Zwaag in zijn mooie Coaster Vet free. Ik had een broodmagere schipper verwacht en dan ook gezorgd voor een flesje met versterkende inhoud, maar de benaming bleek te slaan op zijn herwonnen vrijheid na terugtreding als veterinarian, en niet zozeer op zijn postuur. Evengoed werd het flesje aanvaard. Vanaf de eerste tellen aan boord had ik het gevoel dat dit mijn soort schip was. Weg waren de bezwaren van de kleine kajuit – als dat konijnenhol van een Coaster zo mag worden genoemd – man man wat zeilde het mooi in die toch behoorlijke IJmeergolven bij een 3 á 4 Bft en wat een eindeloos vaarbereik door dat midzwaard – en alles gemakkelijk trailerbaar. Verkocht was ik. Maar mijn toekomstige Coaster nog niet.

Waar vindt men een Coaster? Een versgebakken exemplaar, warm uit de Engelse mallen is verleidelijk – vanaf de kielbalk inrichten naar je eigen zin – maar nogal kostbaar want de oplevering volgens de standaardspecificatie van Churchouse is minimaal. Tel de prijs van trailer, motor, kappen, hoezen, denningen, matrassen, rolfok, elektriciteit/voeding, rompkleur enz. enz. bij elkaar op en je kunt de helft van het bedrag er bij rekenen. Van de andere kant blijken Drascombes een eeuwigheid mee te gaan en ook nog eens hun waarde te behouden. Tja. Toch maar eerst grasduinen op verkoopsites leverde geen hit op. Pre-owned Coasters zijn bijna nooit te koop, wat overigens wel weer significant is. De avond dat ik wederom de Engelse sites wilde aflopen belde Diederik – die wel peetoom van mijn boot mag worden – mij op dat er net een Coaster was geplaatst. Ik ijlde naar de site en tot mijn verrassing kende ik het schip! Het was Rupert Bear, mij bekend van het Engelse clubblaadje met zijn onmiskenbare karmijnrode verschijning en een afbeelding van beertje Rupert in de bezaan. Rupert Bear komt uit Ilford, bij Ilminster in Somerset en wordt vaak aangetroffen bij de Engelse zuidkust. Onverwijld eigenaar Richard Jacobs gebeld en meer dan een uur (Engelse Drascombe-enthousiasten lijken uit dezelfde mal gevormd als de Nederlandse) gekletst over Rupert’s geschiedenis en eigenschappen maar vooral ook over zijn conditie. Die bleek, zoals geadverteerd, inderdaad immaculate – dit gestaafd door terstond gemailde foto’s. Het gesprek werd afgesloten met een optie. Net op tijd, zo bleek later, omdat dezelfde avond (!) tot twee maal toe overgeboden werd. Richard bleek een gentleman: I am a man of my word – shame! zo mailde hij me later. En zo werd ik de blije nieuwe eigenaar van Rupert Bear. Richard Jacobs – de zestig gepasseerd en met een stramme rug – zet het zeilen voort in Drifter Sundance, zoals mij later bleek het voormalige schip van Elizabeth Wade-Brown, de treasurer van the Drascombe Association (toen ik haar mailde voor een abonnement op DAN bleek ze tot mijn aanvankelijke verrassing dan ook heel goed te weten wie ik was).

Rupert Bear werd in 2002 gebouwd door McNulty, een van de voorgangers van Churchouse, in opdracht van Jacobs. Rupert heeft een aardig zeilcurriculum zoals het hoort bij een schip dat werd gedoopt door niemand minder dan Sir Robin Knox-Johnston, de eerste non stop solozeiler rond de wereld in 1968/69, een reis die werd geboekstaafd in zijn A World of my Own (1969), waarnaar wordt verwezen in het artikeltje van onze eigen Jan Best, In het kielzog van Sir Robin, zie BAD 2006. Sir Robin liet zich vorig jaar bij de London Excel Boatshow fotograferen op het voordekje van een blozende Rupert. Mijn boot zal trouwens zijn naam en bezaaninsigne behouden, met schriftelijke toestemming van Rupert Editor Ian Robinson namens Express Newspapers, de huidige rechthebbende van de merknaam.

20 november was het zo ver – toepasselijk een week na mijn 55ste verjaardag want is een mooier kado denkbaar. Met wie anders dan peetoom Diederik reed ik via de kanaaltunnel naar Somerset in een door zware regenval geteisterd Engeland – in het Lake District stortten bruggen in en liepen huizen onder. Een veilig idee om dan met een bootje achter je aan terug te rijden. De gastvrijheid van Richard en Chris Jacobs bleek overstelpend. Met toch nog even mooi weer werd Rupert in de tuin uitgebreid op- en afgetuigd en kreeg ik een stroom van raadgevingen te verwerken, later begeleid door een dik pak papier met allerlei handleidingen, foto’s, oude rekeningen en wat niet meer.

De rest van het weekend verliep in storm en regen. In plaats van het geplande zeiltochtje werd er veel gepraat en gelachen, ervaringen uitgewisseld, plannen gesmeed, de Engelse kookkunst van Chris en haar vriendin bewonderd en de volgende morgen het verpletterende Britse ontbijt doorstaan, met Richard en Diederik het doorweekte Ilminster en ook de Somerset Distillery bezocht waar een voortreffelijk appelcider-brandy wordt geproduceerd – als ik het niet vergeet zal ik bij mijn eerste NKDE-tocht een flesje daarvan meenemen als binnenkomertje van Rupert.
Op de terugweg was het alleen in de Chunnel eventjes droog en op zondagavond stond Rupert onze oprit in Gouda te verfraaien.

De tewaterlating vond een week later plaats bij onze Roei en Zeilclub “Gouda”, enigszins verwarrend gelegen in Reeuwijk. Diederik, wiens lot onlosmakelijk met Rupert is verbonden, was hier uiteraard bij aanwezig. Bij zijn eerste zeiltochtje op Hollands water voldeed Rupert aan alle verwachtingen.

We pikten het enige zonnige uurtje van de week er uit en ondanks een vlagerige Bft 6 zetten we even alle lapjes bij, al bleek zeilen onder alleen fok en bezaan comfortabeler en bovendien wonderlijk effectief – maar dat hoef ik BAD-lezers niet te vertellen. En al ben ik bij zeilen niet zo geïnteresseerd in snelheid, ik vond het toch leuk dat ook zonder grootzeil het log bijna 4,5 kt. klokte!

Zo ligt Rupert Bear dan nu in de Reeuwijkse plassen, met het vooruitzicht op een afwisselend vaargebied vanaf 2010. Deze winter zal vooral worden gevaren op dit tamme maar prachtige en rustige thuiswater. Vervolgens zullen Rupert en ik ons als beginners (ik heb bijvoorbeeld nog geen enkele Wad-ervaring) bij de NKDE-activiteiten aansluiten, waar ik me enorm op verheug. Het was ook de eerste aanbeveling die ik kreeg van JanMaurits toen hij mij feliciteerde na de aankoop van het schip. Te beginnen met de voorjaarstocht hoop ik er bij te zijn – en als er al eerder iets leuks is dan hoor ik dat graag.

In Engeland kwam ik op het voor de hand liggende idee om een Nederlands-Engelse Drascombe-bijeenkomst aan de Engelse Zuidkust te organiseren, bijvoorbeeld in juni 2011. De Chunnelroute met Rupert Bear was immers een fluitje van een cent, dat pad blijkt goed begaanbaar. Richard Jacobs zegde meteen zijn medewerking toe en dat werpt gewicht in de schaal want hij is bekend en actief in de DA. Richard dacht dat een en ander te combineren zou zijn met een jaarlijkse DA-rally in Southampton. Ik ga mijn licht opsteken bij de evenementeurs van onze NKDE en kom hier t.z.t. op terug.

Eerst maar eens lekker varen in de buurt!

Pim Brinkman
Coaster Rupert Bear