Zwaar weer met Drascombes

Deel uw ervaringen

Volgens de CE-normen zijn Dracombes geschikt voor categorie C: kust tot en met 6 Beaufort, golven tot 2m, en voor die beperking is veel te zeggen. Windkracht 6 is erg hard, bij die wind kunnen golven op de Noordzee wel hoger worden dan 2m en dan kun je met een tamelijk open boot een zware dobber hebben. Toch hebben veel Drascombes tochten onder heel wat zwaardere omstandigheden volbracht: denk aan Ken Duxbury die met ‘B’ van Griekenland naar Engeland zeilde in een lugger, aan Webb Chiles die in een lugger vanuit Amerika tot Arabië kwam en aan de Britse Drascombe Association, die een jaarlijkse rally over Het Kanaal organiseren. Menige Drascombe heeft omstandigheden het hoofd geboden waarvoor de bemanningen van veel ‘categorie A’-jacht een eindje zouden omvaren.

In mijn longboat cruiser ‘Pride of the Fleet’ voer ik tussen 1975 en 1982 jaarlijks gemiddeld 500 mijl over de Noordzee, sindsdien vooral op de Waddenzee en sinds 2003 weer jaarlijks een keer naar Engeland. Bij die gelegenheden heb ik enkele keren omstandigheden getroffen die buiten categorie C vielen en die heb ik op mijn manier opgelost.

‘Pride’ en ik hebben hardere winden, hogere en steilere golven dan ons lief waren zonder kleerscheuren overleefd, wat niet wil zeggen dat onze aanpak de enige juiste was. Zo kies je onder verschillende omstandigheden een andere taktiek: bij ruimte naar lij verdient voor wind en zee weglopen (lenzen) meestal de voorkeur, indien de hoogte kostbaar is zul je eerder bijliggen, al of niet met de druil bij, waarbij je kunt kiezen tussen het roer erin laten en aan boord trekken of het er helemal uithalen. In het laatste geval zal de Drascombe, onder de druil als enig zeil, recht achteruit varen –wat meer hoogte kost maar waarschijnlijk het geweld van golven beter weerstaat en het leven bijna comfortabel maakt. Raak je in zwaar weer boven een lagerwal met nauwelijks ruimte naar lij, dan kan het verstandig zijn rond hoog water de boot bewust zo hoog mogelijk op het strand te zetten. Bestaat de lagerwal niet uit zand maar uit rotsen dan rest slechts ankeren en hopen de zaak boven water te houden.

Iedereen heeft andere ervaringen, met Drascombes of andere kleine boten, en vandaar deze ‘stormsector’ op de website: we kunnen leren van elkaars ervaringen. Vandaar de oproep: graaf in logboek en herinnering en spui de vreselijkste ervaringen, maar vooral de wijze waarop u Neptunes’ oordeel hebt overleefd. Het is ook interessant om te vernemen welke omstandigheden u teveel zijn geworden zodat de reddingboot is gebeld en welke lessen zijn getrokken uit de ervaring. Bijpassende plaatjes worden op prijs gesteld.

Om de rij te openen mijn verslag van een overtocht Southwold-Den Helder in augustus 2004, waarbij de wind tot hard aanwakkerde en ik genoopt was te lenzen. Het is in het Engels geschreven opdat ook onze Britse vrienden er kennis van kunnen nemen en om der tijd wille heb ik het niet vertaald; aannemende dat de meeste Drascombezeilers daar geen moeite mee hebben.

Om met onze Secretarial Trinity te spreken: STERRKTE IN DE STORM.

Hans Vandersmissen

‘Heavy’ weather tactics in Drascombes
The waves dictate the rig

Recent experience in ‘Pride of the Fleet’reminded me that the effect of waves should have been given more attention in my books on Drascombe sailing

In my booklets The Seagoing Drascombe and The Shallow Sea Drascombe I gave helpful advice on how to survive (yachtman’s) gales. Since I have spent most of my days in longboat cruiser Pride of the Fleet in fine weather and tried to give Neptune a wide berth in anything fresher than a stiff breeze, the information came mainly from incidents:
– North Sea and British Channel passages in which the wind freshened beyond my choice;
– stormy adventures in the shallow Dutch Waddenzee;
– Lemming-style outings on Dutch inland waters.

Among the main incidents of the first category were, on our maiden trip in 1975, a gale in the Channel (laid a-hull south of Portland Bill, actual wind strength difficult to establish due to lack of experience in such a small boat at sea at the time); a near capsize while running for a near gale in the approaches of the Nieuwe Waterweg; a long night in a stiff SW-erly breeze from Harwich to Scheveningen, when the dinghy was lost; and being swamped on the bar of the Land Tief, off the German Halligen island of Amrum, north of the river Elbe, after a week of NW-erly gales in the area. The most dangerous adventure in the second category was running under bare poles with a bucket streamed before a severe NW-erly gale, mainly in the Texelstroom, crewed by my six months pregnant wife Jeannette. On this occasion, Pride kept her decks wonderfully dry and remained under control, despite the short, very steep seas generated by the fierce tide in the Texelstroom (the ebb was running at over 3 knots against apparent NW9). The bucket, streamed over the stern, was needed to compensate for windage forward and helped us to steer crabwise, for the lee of a big shoal, where the current was much less, which took a point off the wind and allowed us to hoist the staysail. Under this we flew to Den Oever, with wind on the quarter, sometimes even on the beam.

After our last North Sea crossing in 1982, Pride of the Fleet and I resumed in 2003 our regular passages to England. The worst conditions we have come across up to now were more generated by lack of wind than too much of it (we have no engine), but in 2004 we had a WNW-erly 7 for a time, which proved very useful to place the interactions of wind, sea and drascombe in proper perpective.

On Friday 13th August 2004 Pride of the Fleet and I left the river Blythe between Southwold and Warberswick at 1105 BST. The 0530 Shipping Forecast had apparently given SW 4, later veering NW5, and 6 to 7 for a time, but I had missed that. The noon forecast gave the same message, but then Pride and I were 5 nM offshore, in drizzle and a steadily increasing southwesterly. Because the Drascombe has no inclination at all to steer herself when goose winged, I steered a point too northerly, to have the wind on the port quarter, with the staysail’s sheet hardened in slightly more than she needed, the (slightly too lose) main’s tack triced and the plate up. The theory: increase pressure on the bow (the tight staysail, the maintack triced to ensure the staysail getting wind), minimise luffing (by sheeting the main as loose as possible, furling the mizzen if necessary and concentrating lateral risistance aft by keeping the plate up), which, together with the hull’s excellent balance, worked perfectly. In this manner I had my hands free for other activities, such as filling and lighting the parrafin navigation lamps, keeping a log, getting some food and drinks, etc.

When Pride began to surf down the waves, taking in some foam on the quarter, I first furled the mizzen, which reduced luffing and the energy with which waves were being invited on board. When white horses resumed leaping on board and Pride was apparently being driven too hard, I got the main down and the mizzen out again. This worked for a while until the waveheight increased further and the wind apparently freshened. It became increasingly difficult to avoid over-affectionate waves, so once more I furled the mizzen and was reduced to running under single staysail.

By now it was dark and waves had to be actively avoided to keep the jumpiest white horses out of the cockpit. I was not exactly happy with the prospect of having to avoid waves that I could not see in the dark, but enough light remained to steer Pride, herself attentive as ever, on a safe, relatively dry course. I hoped wind and waves would not increase and they duly obliged. I wondered what to do if the cockpit (and then also the after-under and, through the centreboard casing, the cabin) would be swamped. I would try to get Pride head to wind first, lower the staysail, unfurl the mizzen and get he rudder up, to let her drift stern first and let the cabin stop the waves. This, by the way, would not have changed our actual course.

But the need for such dramatic action did not arise; we rode the waves relatively smoothly and Pride hardly shipped any ‘green’ water. There was one problem though: running before the WNW-erly 7 it would be very difficult to take avoiding action if we would meet a big ship on collision course. While my ancient Dutch-made (DHR) bicolour lamp forward, with 5″ dioptric lens, burned like Hell green and red holes in the night, my French-made stern light kept being blown out, even while still in the cockpit. So from behind we would be invisible and I did not expect any radar screen to show the difference between the waves and my Drascombe, despite the substantial radar reflector in top. Fortunately, by the time we reached the –this time rather busy- Deep Water Route, the wind had decreased slightly so that I could choose a course between the giants.

Running before the WNW-erly we ended up 20 nM south of the course towards the Schulpengat off Den Helder, but still we reached it by 1800 DST, 30 hours out from the Blythe: a very decent time. From then on the fresh NW-erly, which we had needed sorely to bring us off Den Helder in time for the tide, subsided and virtually vanished by 2030 hrs DST, when I dropped the anchor off the island of Texel. A most helpful wind!

Hans Vandersmissen

‘Terugtocht “Tyke” na afloop Zomerweekend 2004

Geachte Redactie,

Leuk initiatief om een stormsector in de (Electro)BaD op te zetten – misschien wordt ie wel even spannend als het KNRM jaarverslag… Zeker voor mij is dit leerzame kost omdat ik pas sinds juni eigenaar ben van Coaster Tyke en voor die tijd nooit met Drascombes heb gevaren. Derhalve kan ik weinig uit eigen ervaring putten.

Toch maar een eerste ervaring, met daaraan gekoppeld meer een vraag dan een oplossing, want ik was niet echt blij met mijn keuze om de zeilen te bergen en de motor te starten.

Ik was voor het Zomerweekend varend van De Kaag naar Huizen gekomen en besloot zondag ochtend na enig twijfelen (ZW 6 met vlagen naar 8, geen bemanning) de trailer toch maar niet op te halen en voer om 10:45 vrolijk uit.

Tot Naarden de wind pal op de kop en golven die op dit lange stuk behoorlijk opbouwden. Leek me niet haalbaar om bij deze wind en zeegang het grootzeil bij te zetten, en kruiste dus op met gereefd fok en druil. Na drie slagen lagen we echter nog altijd voor het havenhoofd van Huizen. Schepten met deze zeilvoering al regelmatig water dus meer zeil erbij leek geen optie; vandaar mijn beslissing om de zaak te laten zakken en op de motor naar Naarden te ploffen. Dit lijkt dus wel overeen te komen met de opening van Hans, dat de Drascombe niet geschikt is voor meer dan categorie C.

Overigens kon ik bij Naarden stuurboord uit naar een meer bezeilde koers en ben alsnog met gereefd fok en druil en dubbel gereefd grootzeil (voor de voortgang) naar Muiden gezeild. Dit was goed te doen (of liever gezegd: het was een fantastisch en spectaculair tochtje wat ik niet graag had willen missen!), ofschoon ik ook hier regelmatig water in de kuip had terwijl de grootschoot volledig gevierd was. Misschien toch nog teveel voorzeil?

Ik blijf dus met de vraag zitten: valt er met een Drascombe nog op te kruisen tegen windkracht 6-7 en wat is dan de beste zeilvoering?

Rutger van Rijn
Coaster Tyke



Amices,

Er zijn wel eens momenten waarop ik de sites van al mijn zeilclubjes niet grondig doorspit en eigenlijk viel mij vanavond pas de vraag (in de zwaar weer sectie) op van Rutger van Rijn: valt er met een drascombe op te kruisen in windkracht 6 of 7.

Klik voor vergroting

Dat hangt af van het vaarwater. Op de Bergsche Plas en de Kaag lukt het, naarmate het water opener en de golven hoger worden gaat het moeilijker. Zoals bij alles dat met varen te maken heeft: je kunt er geen vast recept aan knopen, dat maakt varen ook zo leuk. Afgelopen jaar, terugkomend van de Dorestad Raid, kreeg ik onder Urk steeds zwaardere NW-buien over me heen, zodat het plan naar Stavoren te varen moest wijken voor de hoop Enkhuizen te halen. Er zaten buien tussen waarbij ik -onder fok en druil varend- de fokkeschoot op de hand moest nemen omdat anders het boord, mede door de felle golven, onhoudbaar onder water ging en zelfs dan hielden we het niet droog. Aangezien ik op de laatste avond van de Raid samen met mijn compaan in het Wadkrabber- en Raidwezen Arend Lambrechtsen nogal stevig achter het Texels triple en Grolsch kanon had aangezeten, wemelde de boot van de lege bierflesjes, die het hozen per emmer ernstig bemoeilijkten. Er moet daar nog een fortuin aan statiegeld ronddobberen. Ik schatte de wind in buien op 7, achteraf hoorde ik van Rob Nijman, ex Drifter eigenaar en bouwer van de Wadkrabber, die tezelfdertijd in zijn bouwsel van Muiden naar Lelystad voer, dat de sluiswachter van Lelystad het over 8 in buien had.

Ofwel: in een stijve bries is op het meeste vaarwater onder fok en druil nog bij de wind te komen, in harde wind kan het met de schoot op de hand, maar met een beetje ongelukkige golfslag wordt het dan een erg natte boel en bij windkracht 8 kan je boord zomaar onder water gaan, ook als je je fokkeschoot bijsteekt. Bij nood, om los te blijven van lagerwal lukt dat wel, voor je lol zo een paar uur zeilen is slechts weggelegd voor de ware SM-liefhebber.

Beste groet,

Hans Vandersmissen
De Walrus Maritime Texts
Postbus 30, 8748 ZL Witmarsum
+31(0)517531455 +31(0)652471496
www.zeesmis.nl


Zwaar weer op de Oostzee

Dinsdag 16 juni 1998. z.bew. 3/4 wnw. > 8/9B. wnw.14 gr. Regen, koud!

De ochtend begon vroeg, de wekker ratelde om vier uur! De gewoonlijke blik uit het luik vertelde me dat het donker, koud en onplezierig weer was. Er waren nog zo’n 20 zm te gaan naar Der bock, een klein eilandje oostelijk van een grote ondiepe zandplaat tussen het schiereiland Zingst en het eiland Hiddensee. Dit alles behoort bij het Boddengewässer gebied rondom het grote eiland Rügen. Het weerbericht melde: 3/4B. wnw in de ochtend, later op de dag flink toenemend! Vandáár de vroege start. Een slok water, grootzeil dubbel reven, druil reven, vechtpak plus reddingsvest aan, lifeline ingepikt, de landvasten los en dan zeilend de haven uit. Uitgewuifd door de vroegopstaanders van een Hollandse charterboot. Buiten gekomen gingen we over op een noordelijke koers, richting oost-kardinaal, die in de verte naar ons knipoogde. De ondieptes die hij afdekte lagen gelukkig aan loef. Het was koud en nat, brrr.! Ik was kwaad op mezelf, ik had de tijd moeten nemen om een pul koffie te zetten en wat te eten. Nu zat ik met de gebakken peren!! Niks geen warme drank om het geraamte op peil te houden. De wind was inmiddels té fors geworden om Wallie zelfsturend te trimmen, om zo alsnog koffie te zetten. Ook bijliggen vond ik, aangezien de haast die ik had, tijdverspilling. Het werd dus warme gedachte maken, en fluiten blijven! Na een uurtje waren we ver genoeg uit de kust om de koers te verleggen. Druil weg en voort vlogen we op een bakstagwind, 90° op het kompas.

Alras bleek dat het weerbericht een beetje met de tijd in de war was. Het later flink toenemend begon iets eerder. De zee begon zich ras op te bouwen, de golven vertoonde al snel witte kammen en begonnen te breken! Na een paar maal al planerend met een golf mee gelift te zijn werd het tijd om het grootzeil weg te halen en het voorzeil een paar slagen in te rollen. Het was wel sensationeel zeilen, maar ik wou de boel wél graag heel houden. Ter compensatie het gereefde druiltje er bij. Zo ging het een stuk rustiger! Wallie hield zich intussen uitstekend! De golven werden, met het dek keurig droog houdend, gelaten genomen. Ik probeerde wel ijverig de brekende golven te ontwijken. De Engelsen hebben voor zo’n bak water op het halfdek een mooi woord, wat me helaas nu niet te binnen wil vallen. Ik verbaas me steeds weer over de prestaties die de Drascombe’s in slecht weer leveren.

En slecht weer was het. Buiten de steeds meer aanwakkerende wind regende het flink en was het zicht miserabel slecht geworden. Tegen 08.00. waren we dwars van de oostpunt van Zingst en kwam de grote ondiepe zandplaat in zicht, met daarop een handvol duinachtige mini eilandjes en het iets grotere Der-Bock. En dan moest daar, ergens in de hoek, de zeer nauwe geul naar rustiger vaarwater liggen. Wat de zaak moeilijk en gevaarlijk maakte was dat Der-Bock met een hoek van negentig graden op het eiland Hiddensee lag en alzo een in elkaar vloeiende kustlijn vormde! Plus dat die hele hoek een wel zéér dreigende lagerwal was geworden. Een extra handicap was dat de kijker in zulk weer vrij nutteloos is. Ten eerste heb je de handen vol om de boot onder controle te houden, en als het je dan lukt om een moment door de kijker te loeren, zie je alleen maar lucht of een massa water. Je hebt geen moment een vast punt in het vizier. Dan helpt alleen een adelaarsblik!

Door middel van het G.P.S. kon ik wel een positiepeiling nemen, maar die positie in de kaart zetten was een tweede. Even rustig met kaart en liniaal te keer gaan was er niet bij! Eerlijk gezegd had ik nu wel een paar extra ogen en handen kunnen gebruiken! En zo voortjakkerend op de stormachtige wind bemerkte ik dat we langzaam maar zeker dichter bij de branding van de zandplaat kwamen. Maar alles wat ik zag, van de vaargeul geen spoor! Ook boeien waren in deze waterwildernis niet te onderscheiden. Het werd zo langzamerhand tijd voor plan B. Die dreigende lagerwal maakte me tóch wel wat ongerust! Ik besloot rond Hiddensee te zeilen, en via de veel bredere toegang aldaar rustiger water op te zoeken. Het werd nu halve wind zeilen, en dat was weer heel andere koek! Om vlugger vrij te komen van de lagerwal en de zandplaat, zette ik ter ondersteuning de motor bij. Ik volgde de tactiek van halve wind zeilen, en in de extra hoge golven opsturen, zodat Wallie met de boeg aan de wind de waterberg omhoog ging. Over de top kon er dan weer afgevallen worden. Dat werkte prima! Het was half genieten van de sensatie en half balen dat ik die geul niet kon vinden.

Eenmaal dacht ik een rood boeitje aan bakboord te zien. Als dat zo was, was ik toch door de geul gevaren. En ook had ik toch wel de kriebels in de buik, als dit maar goed ging! Stormen op zee had ik in mijn marine loopbaan veel meegemaakt, maar dit was de eerste keer dat ik zo’n heksenketel met Wallie meemaakte. Maar in de nood, als het nog erger werd, kon ik de boot altijd nog op het strand zetten. Er lag een mooi wit zandstrand ± 2 mijl aan s.b. Maar dát kon ik Wallie toch eigenlijk niet aandoen! En waar maakte ik me druk om, Wallie hield zich prima. Het water klotste wel door de kuip van de extra grote en brutale golven, die via de bak (voordek) naar binnen waren gerold, maar dat was niet te vergelijken met het water wat buiten de muur bleef. Ik merkte dat er steeds zo’n twee à drie extra grote golven kwamen en dat het dan weer wat rustiger werd, wat je dan rustig noemen kan. En zo vochten we ons langs het ± 10 zm lange eiland. De kriebels waren zo langzaam aan ook verdwenen, het genieten van het zeilen in deze stormachtige wind kreeg de overhand! De zee is geweldig groots en mooi in zo’n stormachtig geweld. Vroeger op H.M. oorlogsbodems kon ik ook altijd, ergens beschut in een hoekje, uren lang genieten van het geweld van een storm.

oostzee986.jpg

Tegen 12.00 konden we de ± zeventig meter hoge loodrecht uit het water opstijgende rotskaap Dornbosch van Hiddensee ronden, en konden we wat ruimer varen. De kaap moest wel ruim genomen worden, want de kaart gaf stenen onder water aan. Na het passeren van twee diep gereefde jachten, die nog naar buiten gingen en waarvan de bemanning driftig zwaaide, konden we de geul oppikken van de veel bredere baaiachtige toegang naar de binnenzeeën en zo langzaam in kalmer water komen. Aan s.b. zag ik de masten van een jachthaven, het bleek Vitte te zijn. Het was geen weer om met ondiepten te experimenteren, dus ging in de vaargeul de motor weer aan. Na het afmeren vernam ik van de inboorlingen, die verbaast vroegen waar ik met zulk weer vandaan kwam, dat de windmeters een ruime 8/9 B. afgaven! Een kleintje rum, koffie, drie eieren met spek en brood later was ik weer bijgevuld en kon er, met een tevreden gevoel dat we veilig tussen de palen lagen, een tukje gedaan worden! Het was een hele belevenis geweest!

Reijer Bergsma (Walvis)


Na het Zomerweekend 2004
van Huizen naar Kornwerderzand.

Zondag na het zomerweekend ben ik om 08.15 uur vertrokken op de motor met toen al een WZW 6 wind tegen. Na de Hollandse brug trok de wind verder aan tot 7 met een behoorlijke zee!
Om 10.30 uur met een iets ruimer schoot, ¾ fok + bezaan, brak met een luide knal mijn bezaanuithouder bij de teakhouten plank af, en mijn provisorische antenne kwam ook omlaag. Een zéér rumoerig stuk naar het Paard van Marken volgde.

Daarna ruimde de wind weer iets en werd het aan de wind naar Edam/Oorgat waar ik begin van de middag aankwam. Op de motor weliswaar, omdat ik mijn oude (20jr) grootzeil aan deze wind niet wilde blootstellen! Ook de kuippomp was inmiddels stukgegaan, dan komt ook alles tegelijk.

’s Avonds het Weerbericht voor de Nederlandse Kust gehoord bij een ander jacht, en het beloofde verder in de week niet veel goeds.

Met een stormachtige ZW-wind op maandag besloten om direct om 08.30 uur te vertrekken richting Enkhuizen (Naviduct). De zeeën werden hoger en ik ging op motor en half fokje met een behoorlijk gang op Enkhuizen aan. Om 11.15 uur geschut met een vlagerige wind ZW 8! Eerst maar eens voor anker bij het museum en de Compagnieshaven want het was tijd voor koffie.

De treklijn van de fok was onklaar geraakt en tijdens het repareren merkte ik dat het anker behoorlijk krabde! In plaats van koffie: direct anker op, dus om 12.00 was ik alweer vertrokken uit Enkhuizen.

Na een half uur stond er weer een flinke zee, maar Skua liep er mooi voor weg! Ik moest oppassen met sturen dat ik niet dwarszee viel! Om 14.00 uur ter hoogte van Stavoren (laatste vluchthaven!) besloten om door te gaan. Het was inmiddels ook regenachtig geworden.

Om 16.15 uur meerde ik opgelucht af op mijn plek in Kornwerderzand, waar een half uur later een wolkbreuk losbarste. Alles lekker nat!

Door Frans Zeegers
a/b Skua