Fair Enough

Het was op een mistige zaterdagochtend in juni 2006 dat het allemaal begon. Die dag ging ik met mijn vader, zijn Sneekermeer en een aantal selecte leden van de vereniging Lunegat (thuishaven van de Sneekermeer) naar Schiermonnikoog.

De slenk vanuit Dokkumer Nieuwe Zeilen was qua zicht nog aardig te bevaren, maar het Lauwersmeer zelf hulde zich in mist. Zoals gezegd: wij waren niet de enige, dus konden we in colonne achter een boot met GPS-track aanvaren. Het wad was magisch als altijd en de overtocht rustig doch prachtig.

Ik had een aantal extra vrije dagen genomen om nu eindelijk het eiland eens goed te kunnen bekijken. Mede door het weer (de eerste snikhete week van de lange zomer) kwam het hier nog niet echt van. Daarbij is er niets rustgevender dan het langzaam dalen en stijgen van de dijk. Het land dat langzaamaan te voorschijn komt of de ondergaande zon die (letterlijk) achter de pier verdwijnt. En verder zijn de uren rond hoogwater (HW) altijd leuk om mee te maken; helemaal als je zelf niet weg hoeft. In de ochtenduren heerst er rust en kalmte, maar zo’n drie uur voor HW beginnen de eerste tekenen zich voor te doen. De ontbijtspullen die nog in de kuip rondzwerven worden opgeruimd. De thermoskan gevuld. Er wordt een zeil aangeslagen en de laatste gang naar het toiletgebouw gemaakt.

En dan is het wachten….. wachten op de eerste die uitvaart. Hoe diep steekt ie? Komt ie vast te zitten? Maar op zo’n moment zijn mensen net schapen. Als de eerste succesvol het zilte sop heeft gekozen, dan wil iedereen. En dan wordt het leuk. Boten drijven los rond in de haven, het is onduidelijk wie blijft en wie gaat. Er wordt geroepen om stootwillen. Maar alles in een gemoedelijke, ontspannen sfeer. Het is immers mooi weer, je hoeft niet te werken en het wad lonkt…. En wat weg gaat, komt ook weer. Er wordt aangelegd, kleding uitgedaan, zeilen opgeruimd, thermoskannen geleegd. Een eerste gang naar het toiletgebouw…. (soms haastig). En dan rugzakken vullen, wandelschoenen aan en het eiland verkennen.

En zo daalt de rust weer neer in een waddenhaven en trekt de horizon zich weer terug achter de dijk. Tot er op een ochtend, volkomen anticyclisch aan het ritme van een waddenhaven, al een motortje door de haven ronkt. Ik kijk op van mijn gemakkelijke sudderhouding met boek in de kuip en zie een lang, rank bootje voorbij varen. Ik registreer een kort mastje, rolfok, achterop een rood zeiltje en met een in verhouding wel erg groot lijkende schipper. Ik roep richting kajuit (waar evenzeer gesudderd wordt) “Zo’n bootje wil ik wel.” Het grijze hoofd met dito baard kijkt over het luik en beaamt dat het inderdaad een leuk bootje is. Ik trek mij weer terug in mijn sudderhouding en denk er verder niet meer aan. Tot die tijd had ik namelijk nooit serieus overwogen om een boot aan te schaffen. Zeilen was leuk en deed ik al jaren een aantal weekenden per jaar met mijn vader en zijn schip.

Een aantal uren later (nog steeds in de befaamde sudderhouding; het is een luie vakantie…) hoorde ik het bootje weer terugkomen. “Hij komt weer terug” ging het richting benedendeks. Direct verscheen het grijze hoofd en dito baard die meldde “kom op, we gaan even kijken.” Ik probeerde nog te protesteren; dat kon toch niet zomaar…. En zo kwam ik erachter dat ik een Drascombe wilde. En toen pas gingen ze mij opvallen; op Schier lagen er vier, maar in Lauwersoog was er een Drascombe-steiger. Maar eenmaal thuis op internet bleek daar niet zo veel van over te zijn. Het moesten wel goeie bootjes zijn want ze werden tweedehands nauwelijks aangeboden en anders toch wel een stuk prijziger als ieder ander polyester bootje van eenzelfde lengte. Duidelijk een schaars goed, maar inmiddels begon zich toch een zeer diepe genegenheid voor dit eigenzinnige bootje zich van mij meester te maken (met alle gevolgen voor cash flow en de stand van het Eigen Vermogen).

Met internet als gewillig compagnon werd er een zoektocht in Engeland op touw gezet. De Echo stond te koop. Mijn vader had mailcontact. Maar na het stellen van enkele indringende vragen was zij opeens verkocht….

Door mijn ongeduldigheid liet ik mij even van mijn ware gevoelens voor de Drascombe afleiden. Er was een korte flirt met een boot in Workum, maar dit duurde niet lang. Daarna waren er toch zeker diepere gevoelens voor een leuk rood scheepje in Zeeland. Er was al een tijdstip voor een eerste date afgesproken toen het internet ons weer in haar greep nam. Een Drascombe Cruiser Longboat met witte zeilen ca. 100 km van Harwich vandaan. Deze zouden wij niet aan onze neus voorbij laten gaan. (Ik verdacht mijn vader er inmiddels van deze genegenheid met mij te delen.)

De volgende ochtend belde mijn vader met de verkoper in Engeland. Ik zat op mijn werk, nog vol van dit recente avontuur. Ik bespeurde enig zweet in mijn handjes en de collegae konden zich, uiteraard door mijn toedoen, maar moeilijk op hun eigen werk concentreren. Na een half uur ging de telefoon. Ik had de boot! Uiteraard was Engeland wel enigszins verbaasd dat wij zo ongezien het bootje wilden kopen. Maar als je wat wilt, dan is actie de enige oplossing.

En zo kwam het dat, zes weken na voor het eerst de contouren van een Drascombe te hebben aanschouwt, mijn vader en ik het grindpad van Adam in Bishop’s Stortford opreden. En daar stond ik oog in oog met mijn nieuwe aanwinst. Een plaatje. De ontvangst was hartelijk. De middag en volgende dag werden gespendeerd aan optuigen, aftuigen, schuur leeghalen, missende onderdelen opzoeken, geldzaken regelen en een heerlijke, gastvrije lunch van de vrouw des huizes. Dit laatste zoals alleen de Engelsen dit kunnen. Aan het eind van de dag reden wij met de nieuwe aanwinst het grindpad af, richting Nederland, richting zeilavontuur!

Het laatste wat Adam mij had doen beloven was dat ik een nieuwe, waardige naam voor haar zou verzinnen. Want “Fair Enough” (wat vrij vertaald kan worden als “het is dat ik niets beters kon vinden”) deed haar toch geen eer aan.

Het vervolg: “varen en groot onderhoud” verschijnt binnenkort.

Ester ten Hoope