Met Oemoemenoe naar Zuidland

Op zaterdag 14 oktober is het weer tijd voor mijn jaarlijks tochtje naar Zuidland, naar de Stompaardse Plas. De weersvoorspelling is NO 4, dan is de Bernisse bezeild. Na wat thuisactiviteiten kon ik pas rond 3 uur ’s middags vertrekken naar de WVO. Oemoemenoe optuigen en mijn spulletjes aan boord. Op de motor de haven uit en op het wat ruimere water N van het eiland zeil gezet. Ik schiet lekker op in het begin en maak met elke slag een paar honderd meter vordering naar het oosten.

oemoemenoe1gr.jpg

Er zijn niet veel zeilboten op het water. Ik kom nog een WVO-er tegen die gereefd vaart. Hij roept dat het eerder nodig was om te reven. Ik bedenk dat het nu niet nodig is, dus is de wind aan het afnemen. Ik zeil nog door totdat ik voorbij het Kruininger Gors ben, bijna bij de Kogeloven. Mijn slagen worden minder effectief. Met minder wind krijgt Oemoemenoe naar verhouding meer drift. Ik besluit te motoren naar de ingang van de Bernisse.

Rustig aan passeer ik Brielle. Ik kies ervoor langs de bakboordoever te varen om straks langs de eilandjes te varen. Ik krijg tussen de eilandjes trek en eet lekker een appeltje. Het wordt steeds rustiger op het water. Onder de brug door en Zwartewaal is in de verte al te zien.
Daar krijgt de Brielse Maas meer het karakter van een kanaal. Ik tuf rustig langs de invaart van het Kanaal door Voorne en dan is er toch weer onverwacht Heenvliet. Ik ga stuurboord uit de Bernisse op. De windrichting is perfect. Ik meer af aan het steigertje voor de eerste brug en strijk de masten. Ik gebruik alleen mijn achterlandvast, het lijkt of Oemoemenoe uit eigen wil de juiste richting op wil. De riem over de spiegel, landvast los, afduwen en Zuidland here I come.

Nou moet ik bekennen dat ik nooit veel moeite heb gedaan om goed te leren wrikken. Dat wreekt zich nu. Eerst onder de brug door met de sluisdeuren. Een stuk wrikken. Gelukkig helpt de wind uitstekend. De herrie van de Groene Kruisweg benadrukt de stilte. Terwijl ik onder de brug ga, rijdt een brommer er ook onderdoor over het naastliggend fietspad, pokkeherrie. De twee jongens op de brommer kijken verbaasd naar mijn boot. Bij Abbebroek is nog een brug en dat is een flink stuk verder. Ik wrik rustig door. Het gaat maar langzaam. Ik moet tegen de stroom op. Eindelijk ben ik onder het houten bruggetje door. Dan kom je op een breed stuk waar het nauwelijks stroomt, een stukje doorvaren en ik kan de voorste mast opzetten. Gelet op de windrichting is het uitstekend bezeild met de fok. De palmen van mijn handen voelen erg warm aan, ze zijn rood. Tja, kantoormeneertje met zachte handjes wil lekker wrikken. Maar zo leer ik wel.

Op de Bernisse is het erg stil. Het eerste stuk hoor ik nog de auto’s op de weg van Abbebroek naar Zuidland, maar gaandeweg komen er meer bosjes. De enkele visser of fietser kijkt naar mijn boot die in een lekker gangetje langs vaart. Aan de oostkant staan wat bomen en groepjes bomen, de westkant is een groene muur. Ik heb een lekker windje voor zo’n smal watertje. Ik geniet. Aha, daar is het eerste bruggetje bij Zuidland, dat is goed, het is tijd, want de zon is aan het ondergaan. Ik strijk de mast, de druil heb ik niet gezet. Ik wrik eerst onder het houten bruggetje door en daarna onder de betonnen brug. Er zitten wat jongens te vissen die kijken alsof ze nog nooit een boot gezien hebben. Misschien is het wel zo, in Zuidland.

De wind valt bijna helemaal weg. Ik zet nu ik nog wat kan zien snel de mast op en de buiskap. Ik heb alle aandrijving nodig om het laatste stukje van ongeveer een kilometer naar de Stompaardse Plas te varen. Ik wil daar ankeren en overnachten . De wind komt mooi van achteren. Het roer vast met een zeilbandje over de helmstok en meewrikkend ben ik precies voor het donker op een plekje zo’n 10 meter van een strandje, in een zijstukje van de Stompaardse Plas. Lekker in de luwte. Ik pak het anker uit de bakskist en laat het vallen. Het is niet diep, ongeveer anderhalve meter. De ankerlijn een metertje of 5 geven en beleggen op de kikker. Zwaard en roer omhoog. Druil zetten om de boot netjes met de kop op de wind te houden zodat ik in de kuip luwte heb. Er zijn steeds draaiende vlaagjes en het is fris nu het donker is. Oemoemenoe draait steeds wat. Zo is de boot een knus plekje om te eten en strakjes te slapen strak. Ik heb trek en dorst gekregen. Ik duik de kajuit in en pak een hoofdlampje. Even inspectie houden wat er te eten valt en te drinken.

Oei ,dat valt tegen, geen bekers of wijnglazen aan boord. Wel wijn, ijsthee, limonade, fruitsap en enkele blikjes bier. Na rijp beraad besluit ik dan maar een biertje te drinken bij het koken. Een kant en klaar zakje spaghetti bolognese klaarmaken kost niet veel tijd. In die tijd knaag ik een stuk komkommer alvast op, zo mijn vitamientjes ook weer binnen. Ik geniet al etend van de rust. De ergste herrie komt van de vogels, o nee toch niet, achter het strandje is een weg en daar moeten wat mensen de acceleratie van hun auto uitproberen. Nou denk ik, ik schakel sneller, ik had je eruit getrokken met een gelijkwaardige auto. Ik lees wat. Het is frisjes en ik zoek beschutting in de kajuit en kom op, het is zaterdagavond, doe eens wild en neem een tweede biertje. Zo rond 11 uur bedenk ik dat ik eens te kooi zal gaan. Ik ben moe. Ik kijk lekker niksend rond en geniet. Tot mijn verbazing zie ik dat hier nauwelijks lichtvervuiling is. Ik zie een hoeveelheid sterren, die ik thuis niet zie. Mijn lampje weer aanknippen en langzaam maar zeker mijn slaapplaatsje klaar maken.

Er stopt een busje op de weg zie ik tussen de bomen door, er schijnt een licht op Oemoemenoe. Ik knip mijn lampje uit om dit eens goed te bekijken. Er gaat een tweede lamp aan en die schijnt ook in mijn richting. Nou ja, er lopen twee mensen rond zie ik en ze schijnen in alle richtingen. Ik knip mijn lampje weer aan. Plotseling lopen ze naar het strand, ik doe mijn lampje weer uit om te kijken. Ze schijnen weer op Oemoemenoe. Ze roepen en zeggen dat ze van de politie zijn. De een schijnt op de ander en ik zie inderdaad een politie-uniform. Ik naar buiten. Of ik even naar de kant wil komen. Ik ben moe, ik heb er niet zoveel zin in, ik overweeg nog om te zeggen: komen jullie maar naar mij, maar ja daar maak je geen vrienden mee.
Ik vraag dus: Waarom?
Zij: ik wil uw legitimatie zien.
Ter afwisseling vraag ik: Waarom?
Ik heb nu door dat het een man en een vrouw zijn, en zij heeft de leiding.
Ze zegt: daar heb ik recht op.
Ik antwoord: Alleen als ik iets doe wat niet mag. Ik lig voor anker en doe niks wat niet mag.
Hij zegt: U heeft een motor en dat is verboden, u mag hier niet varen op de motor.
Ik reageer; klopt, maar ik heb niet gemotort.
Hij u mag hier geen motor hebben, zelfs geen electromotor.
Ik: er staat op de eerste brug een officieel bord, dat zegt dat de motor niet gebruikt mag worden. Ik heb de motor niet gebruikt.
Hij: heeft u een peddel?
Ik: nee
Hij: nou dan
Ik: ik heb een wrikriem en zeilen, ik ben zeilend en wrikkend gekomen.
Ik loop naar voren en haal het anker op en vertel: dit is een anker.
Hij antwoordt: Dat zie ik.
Ik probeer te wrikken, maar ja, zonder zwaard en roer glijdt Oemoemenoe bijna dwars weg. De boot glijdt allerlei kanten uit, maar gemiddeld ga ik het meest vooruit. Langzaam beweeg ik naar de kant.Het gaat niet snel genoeg naar hun zin.
Hij: kunt u bomen?
Ik: ja. Ik boom naar de kant en zorg er zorgvuldig naast het riet uit te komen. Loop naar voren, pak een landvastje en gooi die naar hem, hij trekt, maar er zit geen beweging meer in. Vastgelopen is vastgelopen terwijl ik op de boeg sta.
Hij: hoe bent u hier gekomen?
Ik: al zeilend en wrikkend
Hij: zoals u net deed?
Ik: nee, want nu zijn het roer en het zwaard omhoog en dan heb ik nauwelijks lateraal vlak.
Hij kijkt overduidelijk alsof hij het niet snapt, maar knikt.
Zij: uw rijbewijs of legitimatie
Ik geef mijn ID kaart, hij pakt hem aan en schrijft mijn gegevens in een voddig boekje op. Hij wil ook mijn telefoonnummer.
Ik: waarom?
Hij dan bellen we u of u wel of niet een bekeuring krijgt
Ik: dan zou ik maar een goed, duidelijk proces verbaal schrijven, want als ik een bekeuring krijg dan laat ik het voorkomen. Ik doe niks wat niet mag.
Ik geef mijn mobiel nummer. Hij vraagt of ik ook een vast nummer heb.
Ik: Ja, maar dat geef ik niet, het is geheim.
Hij kijkt beduusd.
Zij staat ondertussen naar mijn boot te kijken en zegt: Kamperen is hier verboden en daar krijgt u een bekeuring voor.
Ik: ik ben niet aan het kamperen.
Zij: U bivakkeert hier en dat is verboden
Ik: Ik lig voor anker, hier is geen ankerverbod en ik ga op mijn boot slapen. Dat mag overal in Nederland.
Hij: dat weet ik niet. We kennen niet alle regels.
Ik overweeg of ik zal zeggen: Elke Nederlander wordt geacht de wet te kennen.
Maar daar maak ik nu ook geen vrienden mee en ik wil gaan slapen.
Ze heeft haar telefoon gepakt en staat een stukje verder te bellen.
Hij : mijn collega belt naar een collega die alles weet van de visserij, u bent aan het nachtvissen en dat is verboden.
Ik: O, is dat verboden, dat wist ik niet, maar ik ben niet aan het vissen.
Hij: heeft u een hengel aan boord?
Ik: Ja, die zit in een tas in een hoes, ik heb ook een visvergunning aan boord.
We wachten totdat ze klaar is met bellen, het duurt niet lang.
Zij is weer terug: mag ik aan boord?
Ik kijk naar haar bemodderde schoenen en zeg: ja als die schoenen uit zijn.
Ze kijken van haar erg bemodderde schoenen naar Oemoemenoe.
Hij: kunt u die hengel pakken en ons laten zien?
Ik:ja hoor. Ik klim aan boord, pak de tas en klim de kajuit weer uit en toon in het licht van hun lamp de tas en haal er de hoes met de hengel uit.
Hij: de hengel hoeft niet uit de hoes. Ze draaien om en lopen weg.
Ik: Goedenavond.
Ze lopen door. Ik boom weer een eindje van de kant af en anker weer. Eindelijk te kooi.

De volgende dag word ik vlak na zonsopgang wakker. Ik drink wat ijsthee en haal het anker op, wrik een stukje tot waar het water stroomt. Ik zet zeil en groet de vissers die aan de kant zitten. Er staat maar weinig wind, er staat een soort singel voor de wind. Zeilen lukt niet. Ik wrik een beetje en de stroom loopt zo tussen de 2 en 3 kilometer in de goede richting. De vissers vertellen dat ze niet veel vangen.

Vlak voor de betonnen brug strijk ik de mast. De mensen die in de passerende auto’s zitten kijken allemaal naar Oemoemenoe. Ik wrik tot onder het houten bruggetje door. Het is nu minder hard werken als gisteren. Lekker die stroom mee. De masten weer op. Op fok en druil verder. Ik durf het grootzeil niet te zetten omdat het water zo smal is. De wind is meer naar het oosten dan gisteren, toen was hij NO. Mazzel, dan is het tot Abbenbroek bezeild, denk ik, optimistisch als ik ben. Twee keer kan ik nog net afhouden met de riem omdat draaiwinden rond groepjes bomen me bijna het riet induwen. Joggers en fietsers verdraaien hun nek alsof ze nog nooit iemand hebben zien zeilen en wrikken. Ik heb het roer weer vastgezet. Ik bedenk dat zij zich verplaatsen over wat vermoedelijk vroeger het jaagpad was. Om te jagen is het onbruikbaar omdat er steeds behoorlijke bomen staan tussen het pad en het water.

Ik stel me voor hoe mensen hier vroeger hun schip langs moesten jagen wanneer de wind verkeerd stond. Er is wel een lijn aan boord die lang genoeg is om te jagen, maar dat heb ik nog nooit met Oemoemenoe gedaan en om het in mijn eentje te proberen lijkt me geen succes. Ik prijs me gelukkig met de goede wind. Langzaam neemt de wind toe.

Bij Abbebroek kom ik voor de brug in het brede deel twee vissers tegen met een soort band om. Ze vissen midden op het water. Ik lig daar in de luwte van de bomen, want ik moet de masten weer strijken. Druil eruit, net heb ik de voorste mast gestreken en raap de wrikriem weer op wanneer ik wat hoor. Ik kijk op en zie de Maese 2, de toezichthouders boot van het recreatieschap, onder het bruggetje doorkomen en dat op zondagochtend rond 11 uur. Ik ga wrikken, ze varen langs, ik zwaai, zij zwaaien terug en varen richting Zuidland. Onder de bruggen door, dit is een flink stuk wrikken. Bij de laatste brug doen mijn handen flink pijn, ik voel twee blaren.

Ik ben blij dat ik de motor aan kan trekken. Op stroom zet ik de masten op, ik heb flinke trek gekregen, want niet ontbeten en snak naar een tosti bij de WVO. Op de Brielse Maas staat er redelijk wat wind, dat wordt dus zeilen naar de haven. Vlak voor de brug over de Brielse Maas besluit ik dat het tempo waarin mijn trek toeneemt en het tempo waarin ik westelijk vaar niet synchroon lopen. Mijn trek is in plané en de boot niet. Zeilen weg en motor aan.

Een uurtje later leg ik aan en loop gauw naar het clubhuis.
Een tosti svp.


Alex Rombout

Oemoemenoe