Ondiepe gedachten

Mijn hele leven ben ik al een liefhebber van ondiep water. Hoe dichter de bodem bij het oppervlak ligt hoe beter. Als ik er nog maar kan varen. De zee boezemt mij vooral ontzag in, om over oceanen maar te zwijgen. Wanneer ik op een zeekaart waterdieptes van tien meter zie – even veel als een huis van drie verdiepingen – dan krijg ik subiet dieptevrees. Het zoete water in de delta waar wij wonen voldoet helemaal aan mijn voorkeur. Ook de zilte Waddenzee is heerlijk ondiep. Ik voel me daar dan ook zo lekker als een platvis in een priel.

Ondiepte heeft een heel scala aan voordelen. De kust of de wal is meestal dichtbij. Dat is plezierig want ik ben onderweg om ergens te komen. Midden op de oceaan duurt het weken voor je ergens bent. Je kunt tegenwerpen dat je altijd ergens bent, dus op de oceaan ben je ook ergens. Dat is een mooi filosofisch standpunt, maar daar koop ik niks voor. Zeker geen broodjes van de warme bakker die midden op de Atlantische Oceaan ver te zoeken is. Nee, de wereldzeeën zijn woestijnen van water. Mensen horen er helemaal niet thuis. Ooit sprak ik daarover met een bekende wereldzeiler die niet terugschrikt voor een retourtje Zuidpool met zijn schip. Hij gaf me gelijk. ‘Ik steekt de grote plas alleen maar over om ergens aan te komen,’ bekende hij. Dat er iets te genieten zou zijn midden op de oceaan is een hardnekkig misverstand, dat had hij meermaals aan den lijve ondervonden.

Het aangename van de nabijheid van land is dat er twee biotopen elkaar raken. Vraag het een willekeurige bioloog en je zult bevestigd krijgen dat er binnen zo’n raakvlak altijd extra veel te beleven is. De extase die oceaanzeilers beschrijven als ze in hun totale isolement bezoek krijgen van een enkel stormvogeltje is een bewijs van de deprivatie waarmee je te maken krijgt als je een paar dagen een visueel rantsoen van alleen maar golven en lucht achter de kiezen hebt. Varend langs de Waterlandse Zeedijk geniet ik mateloos van sterntjes, aalscholvers, kuifeendenen af en toe een zeldzame overvlieger zoals een lepelaar. Op het wad steekt regelmatig een zeehond zijn kop op naast de boot en trippelen plevieren, scholeksters en eidereenden bij duizenden over de platen.

Ook cultuurliefhebbers komen langs oevers en kusten aan hun trekken. Oude havensteden onstonden voornamelijk bij beschutte redes of aan rivieren. Denk aan Londen, Barcelona, Stockholm of Lissabon. En wat zou Amsterdam ooit geworden zijn zonder het IJ? Havens, groot en klein hebben Europa, in de eeuwen dat vrijwel al het transport over water ging, gevormd.

Als bootreiziger hoor je mij dan ook zelden klagen over gebrek aan prikkels. Ondiepgang, daar draait het om als je wat wilt beleven op het water.

Ton Wegman