Guur weer met buien en een waarschuwing voor Zuidwest 8. Niks voor een mooiweervaarder zoals ik. “Seanymph” is overigens op de laatste maandag van oktober uit het water gehaald en in de winterberging gezet. Voorlopig valt er dus ook niets meer te varen en heb ik eindelijk wat tijd om een stukje kopij te schrijven voor de BAD. Om toch een beetje in nautische sfeer te blijven heb ik de portofoon naast mij op kanaal 62 staan. Zo kan ik het scheepvaartverkeer rond Den Helder een beetje blijven volgen. Vandaag, maandag, is dat een mengeling van visserij-, off-shore- en marinevaartuigen. En natuurlijk de “Tesselse Boot”, zoals we hier in Den Helder de veerdienst naar het Waddeneiland noemen. Elk van die categorieën scheepvaartverkeer heeft haar eigen taalgebruik en vooral tussen “marine” en “visserij” zijn de verschillen op dat gebied groot.
Een van de belangrijke evenementen in het Drascombegebeuren is de jaarlijkse Hemelvaart Wadden Tocht (HWT). Elk jaar heb ik zin om daar eens aan mee te doen. En elk jaar loopt dat voornemen weer op niets uit. In de meeste gevallen komt dat omdat wij (mijn vrouw Linda en ik) onze vakantie zo rond Hemelsvaart plegen te vieren. In 2002 echter hadden we het zo geregeld dat we pas op de maandag na Hemelvaart op vakantie zouden gaan en ik ieder geval en klein deel van de HWT zou kunnen meemaken.
De HWT zou op de donderdag rond 1300 uur beginnen vanuit Den Oever en vandaar richting Vlieland. Voor mij, met m’n vaste ligplaats in Den Helder, dus (bijna) ideaal. Iedereen die wel eens op het Marsdiep, Texelstroom of Malzwin heeft gevaren, weet dat de lakens daar worden uitgedeeld door het getij. Hoogwater Den Oever was die donderdag rond 08.00 uur. Daarom wilde ik uiterlijk 06.00 uur het Malzwin op. Omdat mijn ligplaats “aan de binnenkant” is, moest ik er nog een uur bijtellen voor het schutten en het stuk naar de havenmond. Al met al dus een vertrektijd van 05.00 uur en een wekker die was afgesteld op 04.00 uur. Ja, er zijn zo van die momenten waarop je jaloers zou worden op Drascombers met een vaste ligplaats bij de Koninklijke Marine Jachtclub!
Ik heb een handicap. Ik ben namelijk – althans met mijn eigen drijvende investering – een vreselijke mooiweervaarder. Vreselijk in die zin dat ik met vreselijk mooi weer alleen maar wil varen en niet iets anders wil doen. Maar ook in de zin dat ik bij de minste of geringste waarschuwing voor meteorologische ongemakken een vreselijke neuroot wordt. Je kunt mij er altijd voor porren om met windkracht 9 het Marsdiep op te gaan, maar dan graag met een daarvoor geschikte sleepboot en niet met een teergebouwde (en zelfbetaalde!!) Drascombe. Voor mij en mijn Seanymph is het ideale zeilweer dus een windkracht 2 met een zonnetje en een temperatuur waarbij kleding niet meer nodig is. Dat klinkt niet erg heroïsch en het is ook bepaald geen basis voor het schrijven van spannende verhalen. Het is echter niet anders en u moet het mij maar vergeven.
In verband mijn meteorologisch-neurotische aandoening volgde ik het weer en de weersverwachtingen begin Mei 2002 met gespannen belangstelling. Het wilde nog niet echt lente worden en de wind zat al een aantal dagen in het Noordoosten. Dat betekende dat ik hem op het Malzwin tegen zou hebben. Met de vloed mee zou dat bovendien wind tegen water betekenen. Tijdens de aanloop naar 9 mei werd de weersverwachting er niet vrolijker op. “Mistbanken en lichte regen”. Ik had uit voorzorg vast een telefoontje gepleegd naar de tochtleider (Jan Maurits de Jonge) met de mededeling dat mijn deelname heel nadrukkelijk “onder voorbehoud” was. Het moet tenslotte wel leuk blijven allemaal.
De nacht van woensdag op donderdag droomde ik dat ik mij op de TE-route ten noordwesten van Den Helder bevond. De zeeschepen voeren in een lange colonne in noordoostelijke richting, regelmatig lange, trieste stoten gevend op de fluit. “Moeeeeeeeeeeeh……… moeeeeeeeeeeeeeh”. Het klonk als een bekend geluid.
De nacht werd ochtend en vol goede moed schoof ik om 04.00 uur de gordijnen open en keek naar buiten. Ik werd begroet door een grijze miezer. Het zicht was ongeveer 50 meter en de vlagerige wind bracht het geluid van de misthoorn op de kop van het westelijke havenhoofd, 2300 meter ten oost-noordoosten van mijn huis. “Moeeeeeeeeeeeh……… moeeeeeeeeeeeeeh”.
Shit! Dit werd niks! Met de pest in schoof ik de gordijnen weer dicht en zette de portofoon op VHF 12 voor het scheepsweerbericht van 04.05 uur. De vertrouwde stem van de verkeersleider meldde Noord-oosten wind 4 tot 5, regen en slecht zicht. Daar ging mijn HWT! Met gemengde gevoelens dook ik mijn bed weer in.
Om 07.00 uur was het nog steeds grijs en nat. Om 08.00 uur was het grijs en droog en om 09.00 uur was het lichtgrijs en droog. Maar toen was het inmiddels te laat om tegen de noord-oosten wind en de eb nog op tijd in Den Oever te komen.
In de loop van de ochtend werd de bewolking steeds dunner en toen er een vaal zonnetje zichtbaar werd, besloot ik om alsnog te gaan varen. Op het Marsdiep aangekomen bleek dat het zicht was verruimd tot ongeveer 1500 meter. Ik ging op de eb en met ruime wind richting Molengat en kon daar heerlijk een beetje inslingeren na de lange winterstop. Speciaal voor de HWT had ik een traditioneel model radarreflector op de druilmast gemonteerd. Die reflector ving kennelijk toch wel wat meer wind dan ik had verwacht (of ik had in de haast de druilmast niet goed gezet). Hoe dan ook, in het Molengat wipte de mast op een zeetje iets omhoog en schoot met z’n voet uit de holte die hem op z’n plek moet houden. Het gevolg was dat de mast nu alleen nog maar werd vastgehouden door het dunne plankje dat over de roerbun is gemonteerd. Dat plankje vond die belasting wat teveel van het goede en vertoonde dan ook binnen no-time een “fraaie” scheur. Gelukkig dat er een stalen bout doorheen liep om te voorkomen dat het zaakje helemaal afbrak. Snel de op half-elf hangende druilmast weer rechtop gezet en gezekerd op de kikkers achter de overloop. Dit was iets waar we maar heel snel iets aan moesten gaan veranderen! (inmiddels loopt de mast door twee extra plankjes waarvan er één zo’n 10 centimeter boven de mastvoet. Dat zit heel wat steviger).
Het weer werd beter en beter. En al ging de HWT dan ook dit jaar aan mijn neus voorbij, het werd een mooie Hemelvaartsdag.
De volgende ochtend scheen het zonnetje om 6 uur ’s ochtends al door de sluierbewolking. Dat was toch wel een veel betere start dan gisteren om deze tijd! Dit beloofde een mooi dagje te worden om nog even op het Marsdiep door te brengen. Na het gebruikelijke ritueel van het schutten door de Koopvaardersschutsluis en de tocht door de haven, zeilde ik het Marsdiep over en zocht een oppertje voor het strand van Texel. Tijd voor een vroege kuip-siësta in de nieuwe slaapzak. Ik lag lekker in het zonnetje te doezelen toen mijn rustige hogerwal plotseling ruw verstoord werd door een aantal golven van ongeveer een meter hoog. Wat is dat nu weer!
Het bleek dat Harer Majesteits “Zeven Provinciën” uitgerekend nu een zogenaamde “familiedag” had georganiseerd. Dat betekent dat dan aan de verzamelde ooms, tantes, neefjes en nichtjes wordt gedemonstreerd hoe leuk het is om met een bootje op het Marsdiep te varen. En waarbij dan ook zo af en toe de turbo’s worden bijgezet. Een hoop herrie en golven was het gevolg. En temidden der bruisende branding een dansende Drascombe met een verstoorde belastingbetaler. Gelukkig duurde het niet lang of via de marifoon werd gemeld dat de Zeven koers zette naar het Schulpengat om daar buitengaats nog wat te spelevaren. Mooi zo, opgeruimd staat netjes!
Ik lag nog maar net weer terug in mijn doezelslaapje toen ik hoorde “Verkeerscentrale Den Helder, Harer Majesteits Zeven Provinciën komt weer terug want we hebben hier ter hoogte van de Schulpengat 7 nog maar 50 meter zicht”. Toen zat ik al vrij snel weer rechtop in m’n slaapzak! Het zonnetje scheen nog vrolijk op mijn bootje en een snelle blik richting Huisduinen leerde dat ook de vuurtoren “De Lange Jaap” nog duidelijk zichtbaar was. Ik gokte er op dat de mistbank in het Schulpengat zich niet tegen de noord-oosten wind in zou gaan verplaatsen en dat de zon voldoende kracht zou ontwikkelen om de damp op te lossen. Het is maar goed dat ik mijn brood niet hoef te verdienen met speculeren want nog geen vijf minuten later zag ik de vuurtoren opgeslokt worden door de mist. Ik besloot om met de boot op een halve meter water voor anker te blijven liggen. Knappe marine-officier die me daar met een fregat kon overvaren en dat mistbankje zou na een half uurtje of zo wel weer verdwijnen.
“Een half uurtje of zo” ging voorbij en het zicht werd slechter en slechter. De wind was nu veranderd van een frisse noordooster in een natte zuidwester en het zag er niet naar uit dat de rest van de dag enige verbetering zou geven. M’n zonnige hogerwal was veranderd in een droevig stukje strand en het weerbericht maakte mij niet vrolijker. Toch maar weer terug naar Den Helder dan? Op zich was het niet zo’n probleem om de thuishaven terug te vinden. Pal zuid en wat compenseren voor het getij en dan kom je altijd wel weer ergens bij de Helderse zeewering uit. Wat me minder beviel was de scheepvaart op het Marsdiep. Er zaten nog steeds marineschepen op het water en die dingen zijn in een tamelijk onverantwoorde kleur geschilderd. Dat zou toch eigenlijk verboden moeten worden want het is tijdens mist gewoon vragen om ongelukken. Dat, en de wetenschap dat Hare Majesteit geen WA-verzekering heeft afgesloten voor haar speeltjes, deed mij de lust om tussen die grijze gevaarten door te laveren snel vergaan. Als oppepper voor het moreel hoorde ik op VHF 12 ook nog uiterst boeiende conversaties tussen de vele beoorradingsschepen. Letterlijk in de trant van “VC Den Helder, de supplier zo-en-zo ligt dwars van de T1 op koers 090 maar doet even een tandje terug want we hadden net bijna weer een jachie op de horens.”
Ik besloot om aan de VC te melden waar ik lag en wat ik van plan was (oversteken van de T2 naar de T3) en ik vroeg of ik met mijn notedopje zichtbaar was op de radar. Nou, dat was ik hoor, de Verkeerscentrale kon mij prima zien liggen daar vlak voor het strand en zou mij even in de plot zetten. Nu was ik toch wel heel erg blij met m’n radarreflector. En met m’n marifoon. En met m’n GPS! Ik kwam dan ook zonder problemen (en zonder strepen grijze verf op de boeg) weer terug in Den Helder. De rest van de dag bleek gevuld te blijven met mist en miezer. Toen ik weer thuis was heb ik via Internet wat satellietfoto’s geplukt en die foto’s geven mooi aan hoe zich voor de Hollandse kust een mistgebied ontwikkelde dat even later het gehele Waddengebied in haar greep kreeg.
Zouden we dan misschien het jaar daarop wèl kunnen meedoen? Nee, maar dat kwam omdat we toen onze eerste echte Drascombe-vaarvakantie zouden hebben. Op het binnenwater van Den Helder via de Amsterdamse grachten naar de Vecht. De dag dat we vertrokken regende het nog maar die middag begon de Zomer van 2003. En hoe die verliep, dat weten we inmiddels!
Roel Smidt
Coaster Seanymph, Den Helder