De eerste week van augustus op het wad in het klimatologisch zo gedenkwaardige jaar 2003. Dat moet wel gaan over zwoele zomerdagen en een beetje zeilen zoals God het voor landrotten bedoeld heeft. Benen over boord en naar het kabbelende water kijken. Maar nee hoor, varen met Frans Schaake op de White Seal blijft ook in dit derde jaar dat ik nu als opstapper mee vaar een streng calvinistisch genoegen.
Op zondag 3 augustus ben ik met de trein naar Makkum gereisd. Zo’n heenreis met openbaar vervoer is voor elke opstapper in feite het hoogtepunt van een zeilvakantie. Tussen twee werelden, los van het vriendschappelijk keurslijf van de dagelijkse thuis en nog niet onder het regime van de schipper. Zo ziet echte vrijheid er dus uit.
Frans had nog wat aanvullende boodschappen gedaan en geloof het of niet, op vrijdagavond 8 augustus in de thuishaven Nulde vonden we de diep achter een luikje van een opbergvak weggestopte eieren, worstjes, uien en andere lekkernijen die Margot nog aan boord had achtergelaten. Zelfs op een Drascombe kunnen dus spullen zoek zijn.
Na de sluis bij Kornwerderzand werd de bestemming Vlieland. De ‘Knekelpiek’: een bedevaartoord voor Drascombezeilers: ideaal als laatste ligplaats voor echte zeelieden begreep ik en als uitlaatplaats voor de hond van de familie Vandersmissen.
De volgende ochtend zijn we naar het oude Posthuys gelopen en hebben we in de eerste en derde Kroonspolder de lepelaars geobserveerd.
Dinsdagmiddag om 13.30 kwamen we los en vertrokken richting de kop van de Vliehors. Eerst met een grote boog om de ondiepe bank voor de Vliehors en daarna dwars door de aanvliegroute van Nederlandse Starfighters, F-zestiens en zelfs Duitse herrieschoppers.
Het werd een kwestie van buigen of barsten. In golven van drie en vier kwamen zij aan gieren. Steeds lager en dan zagen we de inslagen bij de schietschijven en de tanks die daar stonden opgesteld.
Frans was vastbesloten. Er stond ‘aanvliegroute’ op de kaart, OK, maar er stond nergens ‘verboden voor Drascombes’, dus zouden zij die oefening wel afblazen als zij het risico te groot vonden worden. Bovendien had hij nog een vuurpijl liggen voor als ze te dichtbij kwamen! En jawel hoor, ik moest het roer overnemen en Frans ging zijn pijl vast klaarleggen. Dan moesten ze het zelf maar weten. Wie niet horen wil moest maar voelen. Ik zweer het, we hadden alleen koffie en thee gedronken. De volgende golf kwam aanvliegen toen we echt niet meer dan een paar honderd meter van de schietschijven verwijderd waren, o o r v e r d o v e n d en boog af in westelijke richting. ‘Kijk’: zei Frans tevreden, ‘ze smeren hem.’ Wat kunnen een Montessorie achtergrond en een jaar of twintig een eigen bedrijf een mens toch vreemd vervormen. Hoe dan ook, op een zonnige zomerdag met halve wind, windkracht drie tot vier kan de adrenaline op een Drascombe nog door je aderen gieren. Later op de avond nam de luchtmacht wraak door nog een paar keer zeer laag over onze ankerplaats te vliegen.
Om 18.45 kwamen we aan op N53’12”459 en O4’51”325. Een droomplek om bij NNO winden te overnachten. Achter de zandbank waar zeehonden uit komen rusten van hun visstrooptochten in het gat tussen Texel en Vlieland. Die avond lagen er minstens honderdtwintig bij te komen en te genieten van de avond.
Totdat het passagiersschip De Vriendschap vanuit Texel, vol toeristen, zeehondjes ging kijken. En niet op de voorgeschreven afstand, maar zo dichtbij kwam dat er meer dan vijftig zeehonden het water in vluchtten. Misselijk en zeer dieronvriendelijk. De Vriendschap kwam voor het donker werd nog drie keer met een nieuwe lading zeehondenliefhebbers. Een officiële klacht lijkt mij zeker gerechtvaardigd.
Tijdloos lang heb ik daarna gekeken naar het gescharrel van een Steenloper langs de vloedlijn. Niet meer dan twintig tot dertig meter van de White Seal keerde hij op zoek naar voedsel steentjes, schelpen en wier om, zoals in de vogelgids staat. De zwartwitte tekening zoals dat hoort bij het zomerkleed, de oranje pootjes en het gedrag, het klopte allemaal precies. Wat een rustgevende waarneming. Zou het leven dat toch kenbaar zijn? Nestelt in de toendra’s zei Elseviers vogelgids nog. De zon ging bloedrood onder.
Woensdagochtend 6 augustus om 09.30, anderhalf uur na laag water vertrokken. Nu geheel op GPS. Over de ondiepten van het Robbengat, langst de Hengst en de Ballastplaat naar het Foksdiep. Over de Binnen Breesem (om 13.30 nog veertig centimeter water) naar de Texelstroom. Op het hele traject opmerkelijk minder betonning dan ik mij uit mijn jeugd herinnerde. Heel plezierig. Zo blijven Drascombe gebieden tenminste gevrijwaard van overmoedige comfortcontainers. Om 18.30 werden we geschut in Kornwerderzand, tezamen met niemand minder dan Antoine Maartens zelf. Alleen, maar op de terugweg van een super gezinsvakantie. Hij had net proviand ingeslagen en we besloten samen een maaltijd te bereiden.
Antoine wist wel precies waar al zijn ingrediënten, kruiden en attributen te vinden waren. Het werd een verse salade met mango en feta, de beste remedie tegen scheurbuik en losrakende tanden. Om je vingers bij af te likken.
Om 21.00 uur weer vertrokken en voor anker geslapen in de bocht bij Gaast, Antoine zeilde door en verdween in het weerlicht van een onweersbui boven Noord-Holland.
Donderdag en vrijdag werden lange hete dagen met weinig wind. Maar wel ben ik nu officieel geslaagd voor het diploma ‘Drascombevaren bij windkracht 1′: compleet met ophalen van zwaard en roer, varen op fok en druil en ankeren op ondiep water. Frans vindt dat ik nu maar eens alleen wat meer routine moet gaan opdoen. Volgens mij begrijpt hij nog steeds niets van de psyche van een opstapper.
Han Warnier