Adieu, mein kleiner Gardeofficier, neurie ik onwillekeurig. Nemo steigert over de golven die de boot optillen en soms met een smak in de volgende golf duwen. Staand aan het roer moet ik snel bukken achter de buiskap om de wolken stuivend buiswater te ontwijken. Als een huzaar te paard in volle galop voel ik me. Motorzeilend in de smalle geul onder een strakblauwe hemel tegen een straffe noordwester in. Stroom en wind hebben het op een akkoordje gegooid om me een ruige rit te bezorgen. Toch ervaar ik het als een pleziertocht. De aangename temperatuur werkt daar zeker aan mee. Het is zomer 2003. In het binnenland golft de hitte en vallen de mussen en masse uit de dakgoot. Hier is het lekker. Alleen oppassen dat je niet uitdroogt al klinkt dat gek met zoveel water rondom. Ik zet een pak vruchtensap aan mijn zoute lippen. Schiermonnikoog is al achter de horizon verdwenen.
Nemo is onstuitbaar op weg naar Noordpolderzijl, een sleuf tussen de kwelders; een haven kun je het nauwelijks noemen. En toch… het Mekka voor de wadvaarder. Al meer dan 15 jaar scharrel ik met regelmaat rond op de Waddenzee, maar nog nooit haalde ik Noordpolderzijl. Nu zal het me lukken. Het beroemde Zielhoes aan de dijk trekt me aan als een straatlantaarn een nachtvlinder. Ik heb er te veel verhalen over gehoord. Tegenwind of niet, ik zal er komen. Mijn geduld wordt zwaar op de proef gesteld. Ongeduldig speur ik door mijn kijker, maar er is geen zichtbaar silhouet op de horizon dat langzaam groter wordt, zoals bij een normale haven. Er is alleen de Groninger Waddendijk. Hij ligt er als een kaarsrechte balk. Daarachter soms een molen of een kerktorentje. Dan eindelijk het verlossende boeitje. Een kronkelig geultje met prikken leidt naar een palendam en vervolgens glij ik zahtjes op de fok het haventje binnen.
Vlak voor me is een zware tjalk een kunststukje aan het uithalen. Hij draait in de smalle geul, steekt voor uit en achter uit en klopt met zijn schroef het water zwart van de modder. Ik weet net onder zijn kluiverboom door te schieten als hij even stil ligt. Ik maak vast langszij een botter, de EB 58. De rest van de kademuur is reeds bezet, maar dit is een mooi alternatief. Vervolgens dros ik – rammelend van de honger – naar het Zielhoes achter de dijk. Noordpolderzijl ís het Zielhoes. Verder is er niks, of je moet een mateloze interesse in poldergemalen hebben.
In het etablissement bestelt een Duitser ‘Fanta mit Bier.’ ‘Je bedoelt een Fanta en een bier?’ vraagt de waardin hulpvaardig, maar nee meneer wil Fanta ín z’n bier. ‘Ik leer hier elke dag weer wat bij,’ is haar ironische commentaar. Zelf bestel ik een broodje garnaal. Dat blijkt een witte boterham te worden die bedolven ligt onder een berg garnalen. Je bent hier immers in een oude garnalen haven, hoewel de vissers tegenwoordig in Lauwersoog lossen. Op het terras veel dagjesmensen, fietsers die dit hoogtepunt in het Groninger landschap niet willen missen. Het is eigenlijk de grote leegte die de mensen aantrekt. Maar aan de zuidkant van de dijk wordt het uitzicht gedomineerd door graanvelden die onmiddellijk visoenen oproepen van dubbelgestookte jenever. Iedereen klimt echter op de dijk. Deltahoog en massief. En dan maar staren. Recht voor je het haventje dat geen naam mag hebben en verder links en rechts de groene kwelders tot aan de horizon. In het heiige licht van de late middag lijken Rottum en Borkum boven de kim te zweven.
Als ’s avonds de dagjesmensen vertrokken zijn verzamelen de zeilers zich in het Zielhoes. Joke Slager zowel waardin als havenmeester is een aimabele gastvrouw. Ze vertelt dat vroeger in het Zielhoes de sluiswachter woonde. De sluis werd toen nog gebruikt voor de aanvoer van rijshout voor de kwelderaanleg. Daarna heeft het oude gebouw een tijd leeggestaan totdat het een horeca bestemming kreeg. ‘Er waren hier ook nog douches en toiletten die de watersport kon gebruiken op eigen risico, maar de afgelopen winter zijn alle waterleidingen van de muur gesprongen, dus dat feest is voorlopig voorbij.’
Om tien uur is er nog een rondje van het huis en dan gaat de tent dicht. Aan boord van de Elburg 58 (mijn buren) wordt de gezelligheid nog wat opgerekt tot ver na middernacht, maar dan wordt het eindelijk stil in de haven van Noordpolderzijl.
Om halfzes vertrekt ronkend de UQ 12, het motorbootje van kunstenaar Geert Busser. Hij heeft hier zijn vaste ligplaats. In het schrale ochtendlicht vertrekt een wadschilder naar zijn werk. Hoogwater brengt meer leven in de brouwerij. De wadvogelbevolking trekt naar de kwelder om lekker uit te buiken van een zeebuffet dat bij laagwater onbeperkt werd uitgeserveerd. Vers zeewater heeft echter nu hun eettafel bedekt. Voor ik uit dit lustoord vertrek loop ik nog even de kwelder in. Alsem legt een blauwgrijze waas over sommige stukken in de droge delen hier en daar een bosje kamille. Waar het zilte water hoog komt groeit uitbundig veel sappig zeekraal. Ik ga op een gevlochten kwelderscherm zitten en laat het allemaal even bezinken. Wat voelt een pelgrim die zijn doel bereikt heeft? Extase, bezinning, versterkt geloof, de wens om terug te komen, loutering? Noordpolderzijl geeft me van alles voldoende: het heerlijke niets aan de Groninger Waddenkust.
Zen in de zomer.
Ton Wegman