Nederlandse Drascombe invasie in Schotland

Ergens in de buurt van Glasgow, op weg naar Newcastle voor de pont terug naar Nederland, met Riddle of the Sands op de trailer achter ons, stopten wij bij een benzinestation. De pompbediende zei: “Ik zag jullie en nog vijf van die boten een paar weken geleden kruisen in de Sound of Mull”. Het illustreert de indruk die een paar Drascombes maken op een toevallige zeiler.

Het initiatief voor de eerste Hollandse Drascombe tocht in Schotse wateren kwam van onze Drascombe-vriend Tom Colville. Tom is een echte Schot, al kwamen zijn voorouders uit Frankrijk en al wonen hij, Ellen en de kinderen nu in Weert. Tom was van plan zijn familie in Schotland te bezoeken en had de Drascombe vloot uitgenodigd om mee te gaan en kennis te maken met Schotland, waar hij is opgegroeid. Nou, daar hoefden we niet lang over na te denken! Na een goede voorbereiding en het aanschaffen van kaarten, extra ankergerei en eindeloos lange lijnen om op moeilijke plaatsen aan wal te gaan, kwamen één Schotse en vijf Hollandse Drascombe Coasters op dinsdag 11 juli 2000 bijeen in Ardmaddy Bay (1).

De Schotse was natuurlijk Tom’s Whisper of Sunart met Tom en zoon Mark aan boord. De andere waren: Windroos (Fred en Els Roos), Timshel (Han van Vlierden en Margriet van Iersel), Olle (Chris van den Broek), Yraida (Michel Maartens) en Riddle of the Sands (Jan Maurits en Jacoba de Jonge). Het kasteel Ardmaddy is van een jeugdvriend van Tom. Hij vond goed, dat wij onze boten daar te water zouden laten en onze auto’s daar achterlaten. Zelfs had hij de trailerhelling voor ons in orde gebracht. Wij waren onder de indruk van de pracht en de stilte van het landgoed en de baai.

Die avond maakten wij plannen en wisselden we informatie uit. Sommigen hadden al enkele dagen in de omgeving rondgezeild. Jacoba en ik waren te gast geweest bij Ann en Wilf Monteith. Wij kenden hen via de Britse Drascombe Associatie, maar hadden hen nog nooit ontmoet. Wilf emailde ons afgelopen winter: “We look forward to making new Dutch friends” en dat waren wij in enkele dagen geworden. Op woensdag 12 juli begonnen wij met onze tocht naar de Sound of Mull en Loch Sunart(2). Daar komt Toms familie vandaan en is hij opgegroeid. We zeilden door de Clachan Sound(3) en staken de Firth of Lorn over. Het was bewolkt maar droog. Yraida had haar fok gescheurd en moest die laten repareren en Olle hield haar daarbij gezelschap. Wijzelf moesten nog wat boodschappen doen in Oban terwijl anderen naar het prachtige Loch Don zeilden (aan de NW zijde van de Firth of Lorn). En zo viel de vloot al direct uit elkaar. Alleen Whisper of Sunart en Riddle of the Sands vonden elkaar terug bij Lady’s Rock in de ingang van de Sound of Mull(4), waar zij tegen een frisse NW bries opkruisten.

Die nacht ankerden we samen in Loch Aline terwijl de andere schepen verloren leken. Het was wel een teleurstellend begin voor de Schotse admiraal van deze trotse vloot! De volgende morgen woei het fors uit het NW met hevige buien van wind en regen. We verlieten Loch Aline om de verloren schapen te zoeken. Maar daar kwamen zij al aan, twee aan twee vanuit verschillende ankerplaatsen. Na een fikse tocht, opboksend tegen wind en tij, kwamen we met z’n zessen aan in Loch Aline. Die middag werd het beter weer en wij ankerden in de baai, gingen met behulp van lange lijnen aan wal en maakten een heerlijke wandeling.

Vrijdag was het mooi weer met wederom een frisse NW bries. Wij laveerden naar Tobermory, genoten van het leuke haventje en deden daar wat inkopen. ’s Middags zeilden we naar Loch na Droma Buidhe (Drumbuie), waar Tom ons naar een prachtige ankerplek gidste. Onderweg zagen we tuimelaartjes (een klein soort dolfijn, die ik in Nederland niet meer heb gezien sinds 1957) en Chris heeft een haai gezien; gelukkig had de haai geen honger.

Zaterdag bleven wij voor anker in deze luisterrijke baai, in een van de kleine inhammetjes aan de zuidkant van het schiereiland Oronsay. We maakten lange wandelingen over de rotsen en door het moeras. Op zondag 16 juli stonden we om vijf uur ’s morgens op om tussen het “schiereiland” en de vaste wal door te zeilen. Dit kan alleen op Hoogwater Springtij. Tom wist deze passage nog uit zijn kinderjaren. In het mooie, rustige en zonnige ochtendlicht roeiden en wrikten we door de smalle opening tussen Oronsay en het vasteland van Morvern. Zo gleden we Loch Tecuis in, door de “rock-infested narrows” (volgens de Yachtman’s Pilot) en verrasten daar de zeehonden die van de ochtendzon lagen te genieten. Het was nog steeds vroeg in de morgen, toen wij ankerden aan het einde van Loch Tecuis, waar Tom’s familie een mooie boerderij en een landhuis had bezeten. Wij gingen aan wal en werden – na enige uitleg door Tom – gastvrij ontvangen door de tegenwoordige bewoners. We mochten het landgoed bekijken en maakten een lange wandeling door de omgeving, beklommen steile heuvels, zagen overblijfselen uit de oudheid en hadden een heerlijke avond met pijnlijke voeten, stijve spieren. Ook bleken wij tientallen teken opgelopen te hebben. Uit voorzorg tegen de ziekte van Lyme werd aan boord van elke boot een ware tekenjacht gehouden. De dag erna zeilden we naar Eilean Mor(5), waar Tom en Mark naar het huis van een zuster van Tom liepen en de anderen een interessant natuurmuseum bekeken. Aangezien het kalm en stabiel weer was, werden er plannen gemaakt om rond de westkust van Mull te zeilen. Maar toen we die middag probeerden het zeegat tussen Ardnamurchan en Mull uit te zeilen, bleek er te weinig wind te staan. Dus verlegden wij de koers terug naar Tobermory, waar wij een prettige ankerplaats in de baai vonden. Die avond was onze laatste samen: Whisper of Sunart moest terug naar Holland omdat de vakantie van Tom en Mark erop zat. We hielden een vrolijk afscheidsfeest die avond en hebben Tom uitvoerig bedankt voor zijn leiding op deze tocht.

De volgende dag (dinsdag) zeilden de overgebleven vijf Coasters naar Port Croig, in Loch Cuan op the Westkust van Mull(6), in rustig en mistig weer. We zagen opnieuw veel tuimelaartjes. Die avond kondigden Han en Margriet aan dat zij het leuker vonden om terug te gaan naar de Sound of Mull om deze beter te verkennen. Zo slonk de “hoofdvloot” tot vier schepen, die de woensdag daarop zeilden naar de Treshnish Islands. We ankerden tegen het grootste eiland: Lunga, en genoten van de honderden (duizenden?) papegaaienduikers, een mooie en grappige vogelsoort; Chris maakte er prachtige foto’s van. Op de Treshnish Islands hebben zich reeds heel vroeg Christenen gevestigd, die (onder andere) van daar uit het vasteland van Schotland hebben gekerstend. Er waren ruïnes van huisjes en op Cairn na Burgh More staan overblijfselen van een kapel en een kasteel. Die avond zeilden we voor de westen wind naar Loch Tuath, waar we op de uiterste NW punt van het schiereiland Gometra weer een schitterende, beschutte ankerplek vonden in een piepklein baaitje Acairseid Mhor(7).

Donderdag de 20ste viel de vloot nog verder uiteen. Wij (Riddle of the Sands) hadden afgesproken dat wij zouden deelnemen aan de Schotse cruise vanuit Croabh Haven. De andere Nederlandse Drascombers voelden er meer voor om samen verder te gaan en Loch Tuath en de doorgang door de Sound of Ulva verder te exploreren. Riddle nam afscheid en zeilde zuidwaarts, eerst langs Staffa, waar wij de prachtige en interessante rotsformaties en een zeegrot bewonderden. We konden er erg dichtbij komen wegens de weinige wind en de matige zeedeining. Het weer werd nog mooier en we genoten van een prachtige zeiltocht door de Sound of Iona in de zonovergoten avond. Die nacht sliepen we voor anker in het beroemde Tinkers Hole op de ZW punt van de Ross of Mull. Tinkers Hole is een kleine, volstrekt natuurlijke haven, door hoge rotsen beschut tegen de aanrollende oceaan. Deze plek is al in eeuwenoude piratenromans beschreven(9).

Op vrijdag maakten we een mooie zeiltocht langs de zuidkust van Mull terug naar Loch Melfort op de vaste wal, een afstand van circa 30 zeemijl. Er stond een heel zwak westenwindje; een beetje té zwak, maar we kwamen juist op tijd bij de Cuan Sound aan (tussen Luing en Seil(10)) om met het begin van de vloed Ardmaddy Bay te bereiken, waar we even naar onze auto en trailer keken en drinkwater innamen. Die avond ankerden we in een bijzonder klein baaitje, op de noordpunt van het eiland Shuna. Leuk spelende zeehonden in het donker!

De dag daarna, zaterdag 22 juli, zou de Schotse cruise om 10 uur beginnen. Precies op dat tijdstip kwamen we de Croabh Haven Marina binnen roeien in een absolute windstilte en in de stralende zon. Iedereen stomverbaasd: Ann en Wilf met hun Drifter Mochras, Nigel en zijn zoon Niall in Coaster Tangram, Ken en Keith in Coaster Cat, en Colin en Mary in Drifter Wayward Wind. Na een korte kennismaking verlieten alle schepen de marina om naar Loch Beag te zeilen voor lunch en dan verder naar Loch Craignish. Door de bijzonder zwakke wind gingen we niet hard en al spoedig sloeg de een na de andere Drascombe haar motor aan om Craignish Point te halen voor de tij keerde. Wij bleven als hardhoofdige Hollanders langs de rotsige kust kruisen en toen de stroom tegen ging staan, gingen we “kribbetje-varen” om de rotspunten. Op het eind, bij Craignish Point, moesten we ons buiten-boordje toch aanslaan en zo hard mogelijk laten draaien om ons door de woest kolkende stroom te helpen. Daarna werd het weer heel rustig en dreven we door een doodstil Loch Craignish naar de lagune bij Ardfern, waar we de rest van het gezelschap vonden die zich al hadden afgevraagd waar die “bloody Dutch” bleven. Zo ontdekten we een verschil in zeilcultuur met de Engelsen, die gewend zijn aan toch veel woestere getijdenstromen dan wij. Waar je bij ons op veel meer plaatsen relatief veilig kunt ankeren, en wij dus veel meer de instelling hebben van: “Als je het met dit tij niet kunt halen, dan ga je voor anker en kom je er morgen wel”, is het in Engeland en zeker in Schotland veel moeilijker om een verantwoorde ankerplek te vinden. Beschut ankeren is daar wegens de grote waterdiepten en de rotsen bijna nergens mogelijk! Schotten doen veel eerder een beroep op de motor, omdat zij het belang zien van het halen van een keerpunt, op straffe van het helemaal terug moeten naar een verantwoorde ankerplek die soms wel tien mijl terug kan liggen. Roeien, laat staan wrikken, heeft daar nauwelijks zin.

Nu snapten wij ook de ongelovige blik in de ogen van onze nieuwe vrienden, toen wij zeiden dat wij slechts tien liter brandstof bij ons hadden. Wat toch al meer dan het dubbele was van wat wij in een heel seizoen verstoken. Je kon zien dat ze dachten: “Nou, die Hollanders zijn nog zuiniger dan wij!” Maar we leerden ook iets nuttigs van hen wat betreft het belangrijke punt van “de Borrel”. In plaats van zich aan het eind van de zeiltocht tegen elkaar aan te trekken en zich gezellig klem te drinken, gaan zij eerst een maaltje koken en nodigen elkaar daarna uit voor “drinks”. Geen slecht idee en zeker ook gezellig!

De zondag 23 juli bracht ons goed weer met wederom een zwak ZW windje. Ken en Keith moesten afhaken omdat hun Coaster zo vreselijk lekte, dat zij de hele nacht telkens hadden moeten opstaan om te pompen. En Colin en Mary hadden kinderen die in de buurt aan het kamperen waren en waar iets onduidelijks mee moest gebeuren. Admiraal Wilf had gepland om naar Tayvallich te varen, in Loch Sween (11). De draaiende wind maakte dat een lastig avontuur. Buiten in de Sound of Jura ontdekten we dat daar hevige dwarsstromen en draaikolken stonden. Soms maakten we daardoor een reuze vaart op de GPS, ofschoon de wind maar amper genoeg was om een beetje roer te houden. Weer moesten we bij de ingang, nu van Loch Sween bij de ZW punt van het eiland Danna, de motor aanzetten om ons rond de punt te persen, want het tij was in een oogwenk gekeerd, kort voordat we die punt bereikten. Daarna zeilden we heerlijk door de volle lengte van Loch Sween tot we de natuurlijke haven van Tayvalllich bereikten, waar we met Mochras en Tangram “drinks” hadden (12). Vlak voor donker zeilde Riddle Tayvallich weer uit om een prachtige kleine baai te vinden om de nacht door te brengen. Daar sliepen we heerlijk voor anker, nadat we in de stemming waren gebracht door zeehonden, die met veel lawaai en geplons aan een ingewikkeld liefdesspel bezig waren.

De volgende morgen genoten we bij het ontbijt van het zien van een zee-otter met drie jongen, nog geen veertig meter bij ons vandaan op de wal. Zij zagen ons niet want wij bleven in de kajuit. Die maandag was weer schitterend. We zeilden met de drie schepen de Fairy Isles in, een groep piepkleine eilandjes in heel ondiep water in de top van Loch Sween. Wij probeerden de zeer steile rotsen te beklimmen en door het dichte struikgewas naar een begaanbaar pad te komen, maar dat lukte ons niet. Later gingen we met enkele Schotten aan wal in een vlakker gebied en maakten daar een mooie wandeling door de dennenbossen van dat natuur-gebied. Laat in de middag zeilden we nog even naar Tayvallich voor boodschappen en drinkwater.

Die nacht lagen de drie boten samen geankerd in dit sprookjesachtige eilandenrijk. Dinsdag was het plan om naar Eilean Mor(13) te zeilen en daar te lunchen. Dit eiland heeft een interessante 13de eeuwse kerk en een kluizenaarsgrot. Er was weer nauwelijks wind en wij roeiden een hele tijd. We kwamen dan ook pas op theetijd op onze lunchplek. Na een “high tea” wandelden we over het eiland en bekeken de ruïnes. De ankerplek is een perfect ronde baai van nog geen honderd meter in doorsnee, waarin onze vier schepen (Wayward Wind had zich er weer bij gevoegd) precies pasten. Tijdens de “drinks” ’s avonds in de kuip van de Wayward Wind begon het zachtjes te regenen en wij verbaasden ons erover dat de Schotten hun whisky stoïcijns in volledige zeilkleding nuttigden. Het werd weer erg gezellig, maar het was wel onze laatste avond samen, want de volgende ochtend moesten wij terug op weg naar ons uitgangspunt. We namen hartroerend afscheid en er werden vele toasts uitgebracht op de eeuwige vriendschap tussen Schotten en Hollanders.

De woensdagmorgen was nog jong, toen we vertrokken om de Sound of Jura op te zeilen naar het noordwesten. Er was aanvankelijk helemaal geen wind en het was droog maar bewolkt. Later kwam er een zwak NO windje, dat net genoeg vaart gaf om ons in de stroom te sturen. Vanaf Ruadh Sgeir koersten we noordwaarts, richting Reisa an t-Sruith (14). Dit bracht ons in de buurt van de beruchte Gulf of Corryvreckan. In deze nauwe doorgang staat een waanzinnig harde stroom. De vloed, die door de Sound of Jura noordwaarts loopt, wordt in de noordelijke punt van die Sound samengeperst en kan er alleen uit via de Corryvreckan, de Grey Dogs, de Sound of Luing en de Cuan Sound, alle betrekkelijk nauwe doorgangen. Hierdoor ontstaan daar hevige stromen, waarvan Corryvreckan de gevaarlijkste is. In de Pilot en op de zeekaarten wordt in de meeste duidelijke termen gewaarschuwd tegen de gevaren in die regio. Ook onze Schotten hadden ons bezworen ons niet in de Corryvreckan te wagen; zij hadden dit ook nooit gedurfd. Zij vertelden vreselijke verhalen over jachten die er vergaan waren en zeilers die er verdronken waren, zelfs met windstil weer.

Hollanders als wij zijn, waren wij wat sceptisch over die waarschuwingen. Sterker nog, toen wij het beruchte punt naderden, beving ons een vreemde aantrekkingskracht, als van een Loreley. Wij redeneerden, dat al die verhalen over het gevaar van deze passage toch echt niet waar konden zijn. Wij lazen de beschrijving uit de Pilot hardop. Hierin was sprake van een staande golf van twee meter hoog bij windstil weer; “Dat is toch niet mogelijk!” dachten wij. Uiteindelijk won ons verstand het toch van deze betovering en besloten we ons er niet in te wagen. Maar toen merkten wij, dat we een wat andere richting leken te varen dan onze kompaskoers aangaf, al was dat midden op dit brede water zonder walmerken niet goed te zien. Dus zetten we de GPS aan en zo ontdekten wij dat we met verbazende snelheid dwars over de Sound of Jura in de richting van de Corryvreckan afdreven. En dat zonder wind en in peilloos diep water! Gelukkig hadden we de motor snel aan en die bracht ons op volle kracht toch nog met moeite uit de gevarenzone.

Op lunchtijd ankerden we in Loch Craignish en bleven er de middag liggen wegens windstilte. Vroeg in de avond kwam er een briesje, waarmee we Loch Beag inzeilden; daar hadden we een rustige nacht. De volgende dag zeilden wij door de Sound of Luing naar Belnahua, een piepklein eilandje noordwest van Luing. Daar is een beroemde voormalige leisteengroeve. We gingen voor anker tegen de oostelijke kust, die bestaat uit afval van de lei-productie. We maakten een interessante wandeling in de regen, rond de diepe groeve, die vol water staat en waaromheen de ruïnes staan van de huisjes van de werkers uit de steengroeve. Nadien voeren we verder noordwaarts totdat we plots twee Drascombes midden op het water achter een zee-anker zagen liggen. Het waren Yraida en Olle, die op ons lagen te wachten. Hoewel we onze positie en ruwe plannen wel met SMS berichtjes hadden doorgegeven, was dit toch zeer onverwacht en erg leuk! Na dit weerzien zeilden wij samen naar het noorden met een heel licht briesje, totdat we een mooie ankerplek vonden tegen de westelijke rotskust van Kerrera(15). Michel en Chris maakten een heerlijk diner, waarbij wij slechts grotendeels konden toekijken naar zoveel culinair talent. Tegen de schemering voeren we in windstil weer op de motor naar de noordpunt van Kerrera, waar we in een kleine baai bij het Eilean nan Gamnha een rustige ankerplek vonden.

Onze laatste zeildag in Schotland was weer zonnig en warm. Olle en Yraida moesten verder naar het noorden (hun trailers stonden noord van Oban), terwijl Riddle zuidwaarts moest, terug naar Ardmaddy Bay. Zo gingen we opnieuw uit elkaar en Riddle maakte een prachtige oversteek naar het eiland Seil en vlak langs de steile kust, waar de schapen grazen op richels tegen de verticale rotswand. Wij bezochten Easdale, eertijds de meest beroemde productieplaats van leisteen, met een knus en interessant museum. Laat in de middag voeren we met de stroom mee door Cuan Sound en ontmoetten daar Timshel, die toevallig langskwam op een laatste tochtje naar het zuiden, naar het gebied dat wij al hadden gezien. Zo kreeg de eerste Hollandse (en Schotse) Drascombe cruise een passend slot. Voor ons allemaal was dit het einde van onze avonturen in dit mooie gebied. De Schotse wateren zijn erg de moeite waard en bieden uitzonderlijk mooie mogelijkheden voor een heerlijke zeilvakantie. Maar we waren blij met onze goede loodsen en gastheren: Tom, Mark en (wat Riddle of the Sands betreft) de Schotten. Het varen in Schotland vereist speciale kennis en uitrusting. Maar als het aan ons ligt, komen we er terug!

JanMaurits en Jacoba de Jonge, Riddle of the Sands