De zomerreis van de Walvis in 1996

16 mei 1996 Hemelvaartsdag! Het grote avontuur gaat beginnen. De Oostzee roept. Of we het halen? Daarover beschikt het lot en de Here. De eerste kilometer wordt roeiend afgelegd naar de campingwinkel voor een lading bier. Dorst is het laatste, wat ik lijden wil. En dan de zeilen omhoog, grootzeil dubbel gereefd. Het wordt kruisen tot aan de Zandkreeksluis. Het is koud en regenachtig. Ca 18.00 uur, voor anker nabij de sluis. Het eerste biertje van de reis smaakt goed. 05.30 loopt de wekker af. Het tij is gunstig maar vroeg. Samen met een Engelse solo-zeiler door de sluis en op de motor de Zandkreek uit. Geen wind en de stroom is op het laatste eb uurtje ook te verwaarlozen. Ter hoogte van de Z-l kon de ploffer uit en de zeilen omhoog. Koers op de Zeelandbrug via het Engelse vaarwater. Met de vloedstroom, draaide ook de wind naar het westen en begon wat te briezen. Wat wil je nog meer voor de Krammersluizen. 13.00 uur kon er geschut worden, alweer tesamen met de Engelse solo-zeiler. Een biertje gedronken en wat in steenkool engels gekletst. Het steenkool engels van mijn kant dan wel te verstaan. Hij ging ook richting Oostzee. Voor het lapje verder naar de Volkeraksluizen. waar om ca 18.00 uur geschut kon worden. Het plan om via Stellendam te gaan verviel door de stevige westelijke bries, die er woei. Zeilen omhoog en op een bakstag wind bij een zwaarbewolkt regenachtig weer koersgezet op de Biesbosch. 0.30 uur afgemeerd in Lage Zwaluwe . Een fijne zeildag ( op het rammen van een donkere boei na ). Het zoeken naar een geschikte ankerplaats in deze stikdonkere nacht liet ik maar voor wat het was. Een biertje en huppekee in de slaapzak. De volgende morgen wekte me om zes uur. De wind, die NO was met 3/4 en het zelfde koude regenachtige weer. Sluipsgewijs ontmeerd, en roeiend de haven uit. Waarom zou je slapende havenmeesters wakker maken. Het leven is al duur genoeg. Zeilend de Biesbosch in en na een goed uurtje voor anker achter de Boerenplaat. De dag rustend en knopen aannaaiend doorgebracht. Tevens een makke1ijker manier uitgedokterd om het derde rif sneller te zetten. 15.00 uur anker omhoog en zeilend koers gezet op Werkendam. Het zwaard driekwart omhoog voor de verraderlijke ondieptes in de Biesbosch. Afgemeerd voor de nacht bij de sluis. Het is wat vriendelijker weer geworden. Het zonnetje liet zich af en toe zien en het bleef droog. Wat kan een mens dan genieten.

De volgende morgen bleek de wind gedraaid te zijn op ZW 3/4. Een prima wind voor de Boven Merwede, richting Gorkum. Het is droog bij een licht bewolkte lucht en 11 graden. 10.00 uur zijn we door de sluis. De sluismeester herkende mijn boot nog van de vorige maal. Hij wenste mij een goede vaart en tot ziens in het najaar. Op de rivier is het noodzaak om scherp de zuidelijke oever aan te houden vanwege het razende beroepsvervoer en de stroom is daar natuurlijk ook wat minder. Regelmatig een blik naar achteren werpen is hier wijs, want de beroepsjongens willen hier ook graag buiten de boeien om een bocht afsnijden. Na de brug de zeilen naar beneden en de motor bij om op een gunstig moment de rivier over te steken. 12.30 uur waren we door het jachtensluisje in Gorkum. Einde van de eerste etappe, zeer goed op schema. De rest van de dag benut om de masten te laten zakken en zo te stouwen, dat we ook onder de laagste brug door kunnen. Er zijn op dit traject namelijk bruggen bij waar de boot maar 2 cm speling heeft. ‘s Avonds een wandeling gemaakt over de vesting, waar je een prachtige panorama blik over de rivier en het landschap hebt.

Maandag 20 Mei 06.00 overal. Geen wind en prachtig zonnig weer. Vlug een bak koffie en een stevig ontbijt in de vorm van Brinta en poedermelk. Motor bij, lijnen los en ploffen maar. ’s Avonds 21.00 uur afgemeerd iets voorbij de afslag naar Hilversum. Niet gek voor een dag. Alles verliep soepeltjes bij de sluizen. De volgende morgen 06.00 uur overal en hetzelfde ritueel. ‘s Middags 13.00 uur voor anker op ons stekkie in de vluchthaven van de Diemer Krachtcentrale ongeveer 2 km westelijk van Muiden. Wat een rust en het open water lag weer voor ons. De masten weer omhoog en bij het uithalen van het roer merkte ik, dat de roerkoning aardig krom stond. Hij ging gelukkig wel weer terug in de schacht. De boosdoener was natuurlijk die houten balk, die we in de haven van Gorkum geramd hadden. Tijdens het mast zetten verslechterde het weer rapide. Draaiende winden van zuidwest naar noord en weer terug en stevig toenemend. Plus bakken vol hemelwater. ‘s Avonds tegen negen uur was de Walvis weer zeilklaar. Het grootzeil gelijk maar dubbel gereefd. Het weerbericht voor de komende dagen beloofde niet veel goeds.

Woensdag 22 mei 06.00 overal. Het weer was dreigend. ZW 5/6 12 graden. Eigenlijk weer om maar weer in de slaapzak te kruipen. We lagen hier heerlijk beschut. Kom op Reijer, geen gezeur! Weg met die slaapzak en aan de bak. Na wat laatste kleine werkzaamheden en controles aan het tuig, konden om 10.30 uur de zeilen omhoog. Op een bakstag wind, toenemend in buien die er donker en boos uitzagen, voeren we weg. Na een aantal mijltjes druil weggehaald, dat stuurde wat prettiger. De Walvis probeerde steeds dwars te gaan 1iggen door de druk op het achterschip. Indrukwekkende golven en geen spat water aan dek. Wat zijn het toch een pracht boten. Dit is voluit genieten. Veel te vlug waren we dwars van het paard. Grootzeil naar beneden en de druil weer bij. Bij deze halve wind mocht de Walvis wel wat oploeven. Tegen tweeën afgemeerd in Volendam. En wat mij nog nooit overkomen is, gebeurde nu. Tijdens het manoeuvreren met de motor, vergat ik de druilschoot binnen boord te halen en jawel hoor. Bij het achteruitslaan van de motor hadden we spagetti om de schroef. Schoot naar zijn grootje, motor gelukkig nog intact. Roer weggebracht naar de smid. Voor tien guldentjes was hij weer kaars recht. Twee dagen pauze voor familie bezoek.

Vrijdag 22 mei 07.00 overal. Kop uit het luik en een blik op de lucht. Zwaar bewolkt, maar droog, 12 graden. 6/7 B. ZW. Wanneer begint de zomer? Alles maar rustig aan doen. Eerst maar eens victualiën inslaan. Er dreigde een tekort aan licht alcoholische dranken te ontstaan. Na de middag zakte de wind wat af tot een viertje. Volendam had ik nu wel weer gezien. Op voorzeil en gereefd druiltje de haven uit. Buiten de haven kon de Walvis het dubbel gereefd grootzeil wel hebben en spoten we vooruit. Koers gezet op de boei “nek”. Gaandeweg trok de wind weer aan voor al in de zware buien, die overtrokken. Toch maar wat kalmer aan doen, grootzeil weg. Tegen zessen na een fijne tocht afgemeerd in de Buijshaven voor de nacht. Na een nacht vol regen en wind is het nu rustig, ook de weer berichten. Koers uitgezet op de KWZ sluis. De wind was zw 2/3, dus dat beloofde een ontspannen tocht te worden. Onderweg kreeg ik wat meer tijd om met het GPS te oefenen. Het zijn toch kleine wonder apparaatjes. Nauwkeurige positie en grondkoers plus snelheid over de grond op elk moment dat je wilt. Gaandeweg draaide de wind wat naar WNW en moesten we wat hoger aan de wind gaan varen. De wind verandering bracht wel prachtig zonnig weer. Het zal zo langzamer hand tijd worden. Voor Workum viel het besluit om de haven aan te lopen. Ik moest nog een almanak plus getijden boekje Duitse Wadden kopen. En ik wist dat die bij de havenmeester van de jachthaven bij de camping te krijgen waren. De volgende morgen waren we om 10.00 uur weer onder zeil op een aandewindse koers richting de Lorentzsluizen bij Kornwerderzand. Het mooie weer van de ochtend veranderde langzaam maar zeker weer in meer wind en bewolking. Tegen twaalf uur lagen we voor anker achter de oostelijke havendam. Onder het genot van een twaalf uurtje werden de getijde gegevens bestudeerd. We zaten goed. We hadden nog vier uur tot H.W. Harlingen. Het schutten ging vlot. Tegen half twee lagen we op een stevige bakstag bries weer onder zeil. Vol uitgerold voorzeil en druil bij. Het grootzeil kon opgerold blijven. Het werd een mooie tocht, indrukwekkend. De rollers die over de platen kwamen, deden het water in de geul schuimen en dwarrelen. Het is jammer, dat je je eigen boot eigenlijk nooit van een ander schip af kunt zien varen. Van de sluis tot Harlingen werden we vijf maal op de foto gezet. Het moet dus wel een mooi gezicht geweest zijn zo’n dansende Drascombe. Het zal tenminste wel de boot wezen, die ze op de foto wilden hebben. Die oude baas, die er op zat plakt niet zo best weg op papier. Veel te vlug waren we bij de noord kardinaal. Motor stand-by, aan de valse kant de kardinaal voorbij en op de westelijke pier af, een gijp en daar waren we al weer in rustiger water. Bijliggend de zeilen weg en de boot meerklaar gemaakt. De motor niet nodig gehad. Hij stond eigenlijk bij voor de wel eens plotseling verschijnende veerboten in de haveningang. En ook kan een neer voor de haveningang wel een voor verrassingen zorgen. Vlot geschut en afgemeerd in de kleine gezellige jachthaven, waar ik van de havenmeester vernam, dat de dhr. Vandersmissen hier ook een graag geziene gast is.

We liggen nog goed op schema. Vanwege het tijdschema viel na twee dagen slechtweerpauze in Harlingen, het besluit om de reis verder te vervolgen via het Harinxmakanaal richting Lauwersmeer. De stormachtige westelijke wind zorgde ervoor, dat tot en met het Bergumermeer alles bezeild was. De bruggen met een hoogte van vijf meter dertig konden ook zeilend genomen worden. Het laatste stuk tot Dokkumer Nieuwe Zijlen moesten wel de masten naar beneden, vanwege de vaste bruggen. Onder genua en druil liepen we bij tijd en wijlen zo snel, dat ik soms de druil weg moest halen om de beroepsvaart niet in te halen. Tegen 21.00 uur lagen we vast aan een steigertje bij een klein eilandje in het Bergumer meer. Het weer was regenachtig koud, nog steeds geen zomerweer. Nog even de hoofdmast laten zakken, de achter mast kon blijven staan. Een, twee, biertjes en vlug de kooi in.

Donderdag 30 mei 07.00 overal. Een blik uit het luik vertelde;Bewolkt ½ Bft ZW, 13 graden droog, met weerberichten die positief klonken. Veel zon en 25 tot 30 graden. Zou het dan toch nog zomer worden? Na het ochtend ritueel lijnen los en ploffen maar. Na de laatste brug een uurtje afgemeerd en de Walvis weer zeilklaar gemaakt. Samen met een solo zeilende Belg, die ook richting Oostzee ging, geschut en op een oostelijk briesje kruisend koers gezet op Zoutkamp. Het Lauwersmeer beviel me goed, fijne anker plekjes en rustige eilandjes. Het doet wat aan het Veerse meer denken. Alleen zal het in de drukke maanden ook wel overlopen zijn. Maar gelukkig is dan het Wad dichtbij. Tegen de avond afgemeerd in Zoutkamp. Een financieel aantrekkelijke haven. Zeven gulden voor een nacht komt niet veel meer voor. Alleen wist de havenmeester te vertellen, dat de heren projectontwikkelaars al waren wezen kijken en grote dromen hadden. Verwoestende Schokkerhaven ideeën.

Maandag 10 juni. Elf dagen een woonwagen gehuurd op de camping Vierhuizen en een fijne tijd doorgebracht met mijn vriendin. Nu gaat de reis weer verder. Achttien dagen heb ik nog om in Søby te komen. De zekerste route is binnen door naar Delfzijl en dan over de Ems naar Leer. Dat sloot het risico van ergens verwaaid liggen op het Wad uit. De korte tijd van mooi weer was al vlug weer opgevolgd door slecht weer. Om 11.00 uur lijnen los, schutten en daarna zeilend het Reitdiep op. Een verrassend mooi vaarwater. We kwamen tot de Wierumerschouw Brug. Zeven uur: einde brugbediening. Gelukkig was er een kade om af te meren. De volgende morgen konden we om negen uur door de brug. Op het Eemskanaal gingen de zeilen weer omhoog en konden we op een warrige voordewindse koers op Delfzijl toe varen. De hoge bomen aan weerskanten van het kanaal zijn wel mooi om te zien, maar voor zeilers zijn het ondingen. Het werd een gijperig geheel. De bruggen werden allemaal geregeld door een centrale post door middel van drukknoppen bij de brug. Maar ons gedoe werd haarscherp door het alom aanwezige oog van de camera gevolgd, want keurig op tijd ging alles op groen en konden we zeilend de bruggen passeren. Zeker ook een zeiler die dienst had. Bij het sluisgebeuren werd de Walvis bijna tot brandhout gevaren. Dat kwam zo. Het tijdstip van schutten was laag water, dus waren we flink wat gezakt in de kolk. We lagen alleen in de sluis. Mijn masten waren van de andere kant niet zichtbaar. Bij het uitvaren van de sluis op een uitgaande stroom, die pittig was, had zich al een grote lege binnenvaarder voor de ingang gemanoeuvreerd en die begon dood kalm naar binnen te stomen. Dus dat was even op de noodrem en terug. Dan ben ik toch blij, dat ik achter op een sterke zeven en een halve pk motor heb hangen. De schipper van het gevaarte was inmiddels door de sluismeester wakker gemaakt en sloeg ook achteruit. Bij het passeren kon er gelukkig nog wel een sorry af. Ik had natuurlijk totaal in zijn dode hoek gelegen. Hoe het met de lichten was, weet ik natuurlijk niet. Sommige sluismeesters zijn ook wel eens wat nalatig met de lichten. Te 17.30 uur afgemeerd in de jachthaven. Het biertje smaakte goed.

Woensdag 12 juni 1996 07.00 uur overal. De gewoonlijke blik uit het luik vertelde me dat het fris en totaal bewolkt weer was. De thermometer stond op 17 graden. De wind was WNW 5 tot 6 B. De weerberichten spraken van toenemend later op de dag. We hadden voorlopig ruim de tijd, laag water was eerst om kwart over vier. Eerst maar eens victualiën laden. Vooral Brinta en poedermelk, want dat zal in den vreemde wel niet te krijgen zijn. En zonder dat spul kom ik de dag niet door. ’s Avonds kook ik als het enigszins mogelijk is een vers aardappeltje met veel uien en een stuk gedroogde harde worst. Dat is alles zonder koeling houdbaar, hoewel je deze zomer best zonder koelkast uitkomt. Er is maar een voordeel van dit koele weer: je biertje blijft goed op temperatuur. En tussen door beste lezers en lezeressen moet ik even kwijt, dat we nu een kleine maand onderweg zijn en dat ik me een totaal gelukkig mens voel. Zo lekker in je uppie zwerven met een zeilboot. Geen zorgen voor de dag van morgen. Het enige wat wel telde is 28 juni, dan moeten we in Søby zijn. Om 14.45 uur gingen de lijnen los en de zeilen omhoog. Het grootzeil had vandaag een rustdag. De WNW wind was hard, zeven Beaufort had het laatste weerbericht doorgegeven. Na tien minuten de druil weggehaald. In het zeehaven kanaal was het al behoorlijk ruw. Ik kreeg wel kriebels in de buik. Hoe zou het buiten zijn. In de bocht moest de druil weer even bij om met halve wind zo gunstig mogelijk langs de havenhoofden te komen. In het kanaal had ik de stroom mee, maar buiten zou ik hem nog een kleine twee uur tegen krijgen. Dat gaf het grote voordeel dat ik tot diep in Duitsland de vloedstroom mee zou krijgen. En daarna nam de EEMS de WALVIS in ontvangst! Machtige golven met overrollende witte schuimkragen ( je zou er dorst van krijgen ) die blij leken te zijn, dat ze met zo’n leuk klein bootje konden spelen. De druil liet ik nog wat bij staan tot we goed vrij van de haven hoofden waren. Daarna kon hij weg en kon de koers wat ruimer worden ingezet richting Emden. De kriebels in de buik verdwenen. De Walvis zeilde met vol uitgerold voorzeil en opgetrokken zwaard als een eendje zolicht en zonder een spat aan dek. Het was puur genieten! Op één moment na. Er kwam een butterfahrt schip vol met dagjes mensen op tegenkoers, op volle snelheid vlak langs mij heen varen. Er werd druk gewuifd en met cameras geknipt. En dat is allemaal leuk en aardig, maar ik zat een moment later met een hekgolf, die tegen het normale golf patroon in liep en de boel goed nat maakte. Het werd even pompen en dweilen. En ik heb ze nog even een ( vriendelijk ) woord toegeroepen, maar dat was tegen de wind in, dus dat zullen ze wel niet gehoord hebben. Ter hoogte van de radarpost Wybelsum begon de vloedstroom door te zetten en werd het een stuk prettiger. Het eerste biertje van de dag kon genomen worden. Ik hield goed koers op de pleziervaart betonning van de Geiseleitdam. In Duitsland bekent onder de naam Buhne tonnen. In de bocht ter hoogte van Oldersum werd de wind half en kon de druil er weer bij. De vloedstroom was pittig, mijn GPS gaf gemiddeld zo’n acht mijl over de grond aan. Er moest wel alert gestuurd worden, overal stonden rijen met visstaken en het water was flink in beroering met draaikolken en zo. Ik had gelukkig eten en drinken onder handbereik. Voor ik het goed en wel door had, waren we bij Leer de afslag naar de Leda voorbij. Het ging ook zo hard. Toen moest wel even de motor bij om terug te komen. Bij de sluis afgemeerd, de lichten stonden al op dubbel rood. Het water stond al te hoog voor de spoorbrug en het sperwerk, dus moest de mast zakken. De achtermast kon blijven staan, alleen het want los. Daarna op de motor nog doorgevaren tot ongeveer 00.30 uur, alles nog op de vloedstroom. Afgemeerd aan een klein drijvend steigertje en in de kooi. De wekker op 02.30 uur. Ik wou toch de ebstroom wat in de gaten houden. Alles was oké, de stroom was flink, maar de Walvis lag goed op de dubbele springen. Lekker nog een paar uurtjes pitten in de warme slaapzak, die tussen haakje, als je alleen bent, toch je beste vriend is. De nacht was koud en mistig. Op het laagwater tijdstip lagen we op een half metertje water aan een scheef hangend steigertje. Gelukkig we konden zo weer varen. Precies om 10.45 waren we bij de sluis van Osterhausen en dat was maar goed ook, want er bleek maar een schutting per dag te zijn. En die was om 11.00 uur. Het Elisabeth Fehn Kanaal is toeristische gezien een leuk vaarwater, een meter of zeven breed met veel begroeiing aan weerskanten. Vier kleine sluisjes en een stuk of acht bruggen. En een sluiswachter die alles bedient. Na de laatste sluis hield ik het verder voor gezien. Het was een prachtige zonnige dag. Genieten van een lekker biertje en rusten in de zon. De afgelopen nacht had ik slecht geslapen en dat kwam nu naar boven.

Vrijdag 14 juni 1996. 07.00 uur overal. Het weer had zich in de nacht weer verslechterd. Zwaar bewolkt en een stevige NW wind. Het was gelukkig wel droog. Om 01.00 uur waren we door de sluis bij Oldenburg en weer op getijde water. In de stadshaven afqemeerd, victualiën inslaan en wachten op hoog water. Een inboorling raadde mij af om op de Hunte te zeilen, te veel bochten en vaste bruggen, waar ik pas laat in het tij onderdoor kon. 15.30 was het zo ver en konden we weer varen. Tegen zessen lagen we alweer voor het sluisje bij Elsfleth. Bij het afmeren aan een klein steigertje voor de sluis (de meeste jachten hielden gaande tegen de stroom in) viel op het kardinale moment de motor uit en dreigde de Walvis tegen de sluisdeur te kwakken. Maar gelukkig lag er een jolletje met een alerte jonge zeiler die een lijntje aan kon nemen. De normale loodvrije benzine in Duitsland bleek voor mijn motor een te laag octaan gehalte te hebben. Bij super loodvrij en zelf mengen had hij bij het schakelen geen problemen meer. De volgende morgen gaf het weerbericht voor Weser en Eems mooi weer met zwak tot matige wind uit noordelijke richtingen. Op het gemak de Walvis weer zeilklaar gemaakt en het dorp in voor benzine. Daarna me eigen nog een klein uurtje verpoosd op het terras van de jachtclub. Een heerlijk getapte pils en het bootjes gedoe aangekeken. Om half drie waren we door de sluis, de wind was wat opgebriest tot een 4 à 5-je recht op kop naar Bremerhaven. Het zeilen liet ik maar voor wat het was. Je gaat ook niet kruisen op de Waterweg. Veel beroepsverkeer en de stroom tegen wind gaf ook een onaangenaam zeetje. De westelijke oever houdend, kwam ik ongeveer halfweg Bremerhaven een geul tegen die een eiland omsloot. Een impuls volgend draaide ik bakboord uit en voer de geul in. Eenmaal in de geul varend ontdekte ik aan weerskanten allerlei dood lopende geultjes. Vlug een besluit, zwaard en roer omhoog en een geultje binnen gevaren. Boeganker uit en achter een drechje uitgesmeten en daar lagen we droog te vallen. Het was ruim een uur na hoog water, dus volgens de wet van Bartjes moest ik ook weer los komen. Spoedig lagen we als een vorst in de stevige blubber. Inmiddels is het nu kwart voor zeven geworden. Het avondeten is achter de rug en ik zit aan een vers bakkie koffie. Het water is nog steeds zakkende. We hebben ook nog twee uur te gaan voor het laag water is. Ik merk dat ook de hoofdgeul gaat droog vallen. Het lijkt wel of we in de bergen zijn droog gevallen. De geulbodem ligt ruim vier meter onder ons. Langzaam aan bekruipt mij het onaangename gevoel van; komt er wel weer genoeg water. En wat nog onaangenamer is; heeft het water wel lift genoeg. De Walvis ligt tot aan haar oksels in de modder. Ik had gisteren in de BaD het verhaal van Hans Vandersmissen over vast zittende koggen gelezen! En dan ga je spoken zien. Vast gezogen zitten in een geultje met maar een paar meter uitzicht op de hoofdgeul voor eventuele hulp is ook niet alles. Zelf op onderzoek uitgaan was het laatste. Rondom mij heen een woud van soppig riet. Na vijf meter ben je totaal de richting kwijt. Eerst maar eens een paar uurtjes op één oor gaan liggen. Het tijdstip van hoog water viel om 03.00 uur. Tegen één uur hoorde ik een klokkend en soppend geluid en ja hoor daar was het water. Om twee uur dreven we weer, totaal geen problemen. Tot hoogwater voor anker in de hoofdgeul op een gierende vloedstroom. Nu kon mijn anker laten zien wat het waard was. Als een rots in de Branding! En de Walvis zwaaiend aan zeven meter ketting en veertig meter lijn. Af en toe een peiling op een prik aan stuurboord en tussen door de boel wat opgeruimd. De kookwekker op een uur gezet en nog even de oogjes toe. Bij stilstaand tij wat ploeteren om het anker omhoog te krijgen en dan varen bij een langzaam licht wordende morgen. 6 Graden 2 á 3 NW. Droog. Prima tochtje, goede oefening in nacht varen. Duizend en één lichten en dan de goede er tussen uit pikken. Oplopers, veerboten, boeien en tegemoet komend verkeer. En dan had ik ook precies van dit stuk geen goede kaart, alleen de overzichtskaart uit Foeke Roukema’s boek: Vaarwegen Nederland naar de Oostzee. Ik was gelijk naar de oostelijke oever overgestoken en hield me aan de Buhne tonnen (cardinaal west). Daar bleven de grote jongens wel weg van! Ongeveer een mijl voor de haven trok er een zware bui over met veel regen en flink aanwakkerende wind. Gelijk een smerig getijde zeetje. Dat was nog even een afscheidskadootje van de Weser. Gelukkig had ik snel de havenlichten te pakken en kon ik de Walvis probleemloos in de toch wel vrij smalle haveningang prikken. Na een klein uurtje wachten voor de brug kon ik met staande mast onder de brug door en afmeren bij de zeer gastvrije WSV Geeste. Na twee uurtjes slaap werd er op mijn kajuitdak geklopt en werd ik uitgenodigd voor één, twee, heleboel biertjes. Liggeld was niet nodig. Er stond wel een potje bij het gastenboek. Een heel gezellige zondag doorgebracht met fijne mensen ( tot in de late uurtjes!).

Maandag, 17 juni 1996 07.00 uur overal. mooi weer, punthoofd! Masten naar beneden, want we hebben het Elbe-Weser kanaal voor ons. Vijf en zestig kilometer mooi vaarwater met veel vaste bruggen. Het landschap is er mooi. Tegen elven verhief de Walvis zich uit de modder van de Geeste en konden we varen. Een groet naar de nieuwe bekenden en weg waren we! Op ongeveer 23.00 uur afgemeerd vlak voor de bocht naar Otterdorf. Het weerbericht gaf voor de volgende dagen stormachtige winden uit NW en veel regen. Hier lagen we goed in de luwte en over havengelden hoefde ik mij geen zorgen te maken. Woensdag 19 juni 1996, nog negen dagen tot ons doel. Het wordt krap. Het plan vandaag is om richting Otterndorf te varen en voor de sluis te wachten. Ik heb het hier nu wel gezien. Het schutten door de sluis is vanwege een tunnel onder de zeedijk door aan het tij gebonden: 2 uur ná HW – 1 uur vóór LW en 1 uur ná LW – 2 uur vóór HW. Om twee uur hadden we de laatste vier kilometer afgelegd en meerden we af aan een steigertje bij de sluis. Boven aan de dijk gekomen was ik toevallig getuige van een klein drama, dat gelukkig goed afliep. Een klein zeiljachtje probeerde op de motor tegen de stormachtige wind de havengeul binnen te varen, die slechts aan stuurboordszijde bebakend wordt door prikken. De andere zijde was al aan het droogvallen. Het buitenboordmotortje was geen partij voor de wind, die dwars op de geul stond. Binnen de korste keren lagen ze vast op lager wal. Door de verrekijker zag ik handfakkels en iemand in het water, die de boot probeerde om te duwen. Inmiddels had de sluiswachter de reddingsdienst gewaarschuwd. Plotseling leken ze toch weer op eigen kracht vrij te komen met meer geluk dan wijsheid. Ze maakten een grote boog en probeerden het voor de tweede maal, haarscherp aan de prikken voorbij. En deze keer lukte het gelukkig wel. De inmiddels op topsnelheid gearriveerde reddingskruiser kon weer naar huis. De volgende morgen om halfacht schutten. Kwam bij het uitvaren van het tunneltje in een bed gemaaid gras terecht, motor stop, roeiriemen in de dollen en roeien. In dank een sleeplijntje aangenomen van een motorkruiser uit : Wolphaartsdijk Zeeland, jawel! Het was opkomend water. Afgemeerd en de boel geklaard. Masten gezet. De wind frist weer aan tot een dikke zeven. Ik kan met een bakstag windje naar Brunsbuttel, maar het eventueel lange tijd gaande blijven om de sluis in te mogen houdt me tegen. Er is voor de sluis totaal geen beschutting of afmeer mogelijkheid. De haven meester sprak van wachttijden van soms twee uur. Afwachten maar.

Vrijdag 21 juni 1996, 03.00 uur gaat de wekker. Een blik door het luik vertelt: harde wind, donkere regenwolken en koud. Op het moment is het droog, maar de regenbuien volgen elkaar snel op. De gedachte om te varen verwaaide snel bij de aanblik van de warme slaapzak. (Ik was zwak) Laat in de middag was de volgende mogelijkheid. De wind bleef de hele dag flink doorwaaien, maar de weerberichten werden voor morgen gunstiger. Kennis gemaakt met een schipper uit Brouwershaven met een mooie houten spitsgatter van negen meter. Hij zag het ook nog maar een dagje aan. Samen een wandeling gemaakt naar de Elbe oever, waar we de zeldzame ontmoeting hadden met de replica van een Duits Koggeschip voor de wind zeilend, een prachtig gezicht.

Zaterdag 22 juni 1996, 03.00 overal. 2/3 B WNW, zwaar bewolkt. droog. Een bak koffie, de schipper van de Doffer gepord. We zien ons vanavond in Rendsburg. De zeilen omhoog en wegwezen. Om 05.30 lagen we voor de kleine sluizen. Anderhalf uur rondjes draaien en toen was het zover. Het schutten was geen probleem. Afmeren aan steigers, die langs kettingen op en neer gingen. Na het schutten even kort afmeren en benzine halen. Honderd kilometer kanaal, dan ga ik liever volgetankt op pad. En dan de blik op oneindig en ploffen maar. Ongeveer 16.30 uur afgemeerd in de kleine gezellige jachthaven in Rendsburg, 66 km, ik vond het welletjes. Samen met Koos van de Doffer een wandeling door Rendsburg gemaakt. Het was, tussen haakjes, een prachtig mooie dag weer geworden, blote voeten weer.

Zondag 23 juni 1996, 06.30 overal en na het ochtend ritueel tezamen met Koos een plan voor vandaag uitgewerkt. Eerst natuurlijk schutten en dan afmeren voor de nacht in Laboe. Laboe ligt gunstig , vlakbij de uitgang van de Kieler Fjord. Half drie was ik door de sluis en kon eindelijk de motor weer eens af. Genua en druil bij en op een bakstag briesje koers op Laboe. We waren midden in het gewoel van de Kieler Woche terecht gekomen. De hele fjord was bedekt met zeilen. De prachtigste jachten en ook grote zeilschepen waren te bewonderen met als klapstuk een grote Russische driemaster. Ook was de Hollandse chartervloot goed vertegenwoordigd. Je kwam ogen te kort. Tegen vijven afgemeerd in een box op aanwijzingen van Koos. Hij had al een plaatsje voor me gereserveerd. 0 ja, we zijn op de Oostzee, daar nemen we een fris getapt pilsje op. De volgende morgen Koos uitgezwaaid. Hij ging richting Bagenhof op Langeland. Zijn einddoel was Kopenhagen waar zijn vrouw aan boord zou komen. Ik hield vandaag een rustdag, dat wil zeggen; wasdag en voorraden inslaan. Het verhaal van Ko en André in een vorige BaD had me verteld, dat Denemarken een duur land is. Vooral bier en zo. De Walvis begon aardig te zakken. Vooral de ruim honderd blikken bier tikten aan. Je kan de Jongens van de reünie toch geen dorst laten lijden. Nadat de was droog was kon er nog een rondje fjord gezeild worden en na terugkomst in de haven de oude U-boot bekeken worden, die op het strand van Laboe als monument ligt. En dan maar weer in de kooi, want morgen is het vroeg uit de veren. De volgende morgen ging om vier uur de wekker. Er stond een lekker briesje uit westelijke richting, gunstig voor een directe oversteek naar Marstal op het eiland Ærø. Na het ochtend ritueel de lijnen los en onder zeil. Ik liet een rif in het grootzeil zitten. De Walvis liep 3.5 mijl over de grond. Dat was gunstig genoeg. Later op de reünie in september hoorde ik de opmerking, dat ik een voorzichtige zeiler was, vaart altijd met een rif in het grootzeil! Ik liet die opmerking maar voor wat het was. Iedereen is tenslotte schipper op zijn eigen boot. En er schijnen altijd nog zeilers te zijn. die op een oor hangende boten associëren met snelheid en vergeten dat je met iets eerder reven een stuk gerieflijker en sneller vaart, en de boel blijft langer heel. Elke twee uur een positie met het GPS genomen en de koerslijn in de kaart gezet. Ik voelde me al een hele navigator. Mijn automatische stuur inrichting gemaakt van een oude auto binnenband werkte prima. Later in Denemarken zag ik, dat bij de vissers aldaar hetzelfde systeem ook in gebruik was, maar dan alleen met fiets binnenbanden. De band wordt strak over de helmstok gespannen, zodat de helmstok in elke gewenste stand blijft staan, maar wel enigszins mee kan geven met de rekbaarheid van het rubber. En dan nog een beetje rommelen met de zeilen en je kunt op een oor gaan liggen. Wat ik natuurlijk niet deed, want er was natuurlijk genoeg te zien en te beleven. Tegen 13.00 uur kwam heel wazig Ærø in zicht. Bij gebrek aan een oorlam maar een biertje open getrokken. Het was echt genieten. Een lekker briesje bakstag inkomend, een rustig golvende zee, een lekker pilsje precies op temperatuur en geen geouwehoer aan je kop. Wat wil een mens nog meer. Daar droomde ik vaak van als ik op Hare Majesteits schepen in de kombuis stond te kokkerellen. Tegen vieren viel de wind weg. Zelfs het totaal ontplooide grootzeil (jawel, jawel!!) wou niet helpen. De stroom die tussen Ærø en Langeland liep, zette me langzaam maar zeker in de richting van Bagenhof op Langeland. En daar wou ik nu net niet heen. Dus maar even de motor bij. Na een klein half uurtje was de wind weer terug, iets aanwakkerend uit noordwest. En zo kon het laatste stuk aan de wind zeilend afgelegd worden. Om half zeven ging op ongeveer zeventig centimeter water het anker in de bodem iets ten noorden van Marstal. Het einde van een fijne zeildag en we waren in Denemarken!

Woensdag, 26 juni 1996, 09.00 h. overal (schande !) Het weer was redelijk. Je bent al gauw tevreden in deze zomer. De wind was goed, drie vier, uit westelijke richtingen en het was licht bewolkt. Onze aankomst gevierd met drie biertjes en een uitgebreide maaltijd. Vandaar het late ontwaken. De druk van op tijd zijn is weg. Nu wordt het tijd om met een vers bakkie koffie de kaart te bestuderen. Het plan was om eerst in Marstal af te meren en voor Deens geld te zorgen. En vervolgens richting Søby te koersen. Halfweg kon dan wel ergens een plekje gevonden worden voor de nacht. Na het afmeren in een veertien meter lange box, gelukkig had ik extra lange landvasten, het stadje verkend. Een heel leuk plaatsje, gezellig. Bij het ontmeren liet ik me eerst op een lange lijn naar achteren zakken om de achterlijnen los te maken (wind op kop). Een vakkundige passant zag dat ik alleen was en liet op tijd de voorlijn los en weg waren we. Kruisend richting Birkenholm een klein eilandje noord oostelijk van Marstal. Het water was klaar helder. Je kon gauw drie meter diep kijken. Dat was makkelijk want het was op sommige plekken bezaaid met zwerfkeien. Voor de nacht een prima plekje gevonden in een klein baaitje genaamd Ommelshoved. Geankerd achter twee ankers (als oefening).

Donderdag. 27 juni 1996. Er staat weer een stevige bries uit noord-west en het is bewolkt. Na het ochtend ritueel de kaart bestudeerd. We zullen maar zorgen zo vlug mogelijk in Søby te komen. Het weerbericht was niet gunstig. Het zeeweerbericht van NDR-4 is klasse!. Je kan je een goed beeld vormen van het weer dat op je toekomt. Ankers omhoog en kruisend richting Birkenholm, nadat ik eerst geprobeerd had om op de motor over de Flintegrund te komen. Een ondiepte bezaaid met stenen. Na twee maal krassen van het zwaard dat op alarm diepte stond, vond ik het welletjes. Dan maar via de vaargeul. De wind trok flink aan, maar met de wind kwam ook de zon. Voor het piepkleine haventje van Birkenholm gekomen vond ik het welletjes voor vandaag. Het was inmiddels een dikke zes geworden en de laatste acht mijl waren over open zee recht op kop. Na het afmeren, waarbij ik licht een motorkruiser ramde, het eilandje verkend. Twee boerderijtjes en drie, vier huisjes. Dat was alles. Heerlijk rustig. Alleen was er geen zoet water te krijgen. Maar dat was geen ramp, we hadden nog genoeg van dat spul en je aardappeltjes kan je altijd nog in bier koken. Dat smaakt voortreffelijk. Voor de meeste bootjes was het inmiddels te veel van het goede geworden, want bij terugkomst bij het haventje bleek het stampvol te liggen.

Vrijdag, 28 juni 1996. Acht mijl resten ons nog naar het doel. Na het ochtend ritueel een plan opgemaakt. We wachten nog tot twaalf uur en dan kome wat komt, de lijnen los en varen. En alzo gedaan! Het eerste stuk op de motor om goed vrij te blijven van de ondiepte genaamd Egholm Flak. Daarna kon er flink gereefd scherp aan de wind varend koers gezet worden op Søby, daarbij licht ondersteunt door de motor. Ik hoopte het in één slag te halen. De wind was nog steeds hard. De term de stront waait van de dijken, was nog steeds van toepassing. Het was fijn zeilen. Halfweg kreeg ik onder de kust een Drascombe voor het verrekijkers glas. Geel van kleur, dat kon de Chimera, van Ko en Andre, wel eens zijn. Dus werd de koers wat ruimer ingezet om maar eens een kijkje te nemen. Het bleek dus inderdaad de Chimera te zijn, maar haar opvarenden waren niet aanboord. Twee maal getoeterd maar alles bleef rustig aanboord. Jammer, maar nu kwam er van mijn één slag naar Søby natuurlijk niets meer terecht. De zeilen waren ook al weggerold, omdat ik kort voor anker had gelegen. Dus bleven we gemakshalve de laatste twee mijlen maar onder de kust motoren. En dan was er de aankomst in de haven van Søby. Een hele steiger vol met rood wit blauwe vlaggetjes en vier Union Jack’s was het eerste wat ik zag. O ja, en niet te vergeten de vlag van Terschelling, die op de Timshel van Han van Vlierden woei. Na het nemen van een bocht kwam de hele rij van Drascombes in zicht. Het was een feestelijk gezicht en een fijn weerzien met een hoop oude en nieuwe bekende. Het gaf een warm gevoel van binnen om bij zo een club van zeilers te horen. Einde van de reis naar Denemarken! Het lot en de Here waren me gunstig!. ( 0 ja en een beetje voorzichtigheid ! Reijer Bergsma, schipper van de Walvis.  De zomerreis van de Walvis in 1996 in Denemarken Omdat Klaas Hoogewerff dit jaar weer een rally in Denemarken organiseert is de redaktie van de ElectroBaD in het archief gedoken om verhalen te zoeken van de Denemarken-rally in 1996. Hier onder het verhaal van de belevenissen van Reijer Bergsma tijdens de Denemarken week op de Oostzee. Na een gezellige vrijdagavond te hebben doorgebracht met misschien wel iets te veel alcoholische versnaperingen, begon zaterdagmorgen om 9.30 het palaver onder leiding van Klaas Hoogewerff. Na het officiële welkomstwoord was zijn voorstel om koers te zetten naar de Helnaes Bugt. Maar de 18 zeemijlen waren voor de meesten toch wel een bezwaar geloof ik, want uiteindelijk werd besloten om de koers op 350 graden te leggen, richting Lyø en Avernakø. Dat was meer beschut water en niet zo ver. Klaas, Michel en ik bleven toch bij elkaar want we moesten de volgende dag in Fåborg zijn. Klaas moest zijn echtgenote op halen en Michel zijn vriendin. En ik kreeg voor deze week een opstapper mee aan boord. De rest van de vloot zou dan bij het eilandje Lyø voor anker gaan. De kaart beloofde daar een beschut baaitje met een strandje. Om ongeveer 11.00 uur vertrok de vloot onder de stromende regen uit de haven van Søby. Het zicht was slecht. De wind kwam uit de westelijke hoek en was matig. Het duurde niet lang of de hele vloot van vijftien schepen was uit elkaar gewaaid en ik was weer alleen. Na de rustige oversteek kreeg ik bij Avernakø Trill twee Drascombes in het zicht. Het bleken Klaas en Michel te zijn. Ze lagen voor anker. Dat leek mij ook wel een goed idee, dus alras lagen we met z’n drietjes. Na gezamenlijk overleg besloten we om het eiland Bjørnø heen richting Fåborg te varen. Aan de oostkant van Bjørnø konden we dan beschut voor anker gaan en de nacht doorbrengen. Dus na een hapje en een slokje ging al vlug het anker weer uit de grond en vertrokken we al kruisend richting Bjørnø. Onderweg een treffen met drie Nederlandse mijnenjagers. Een beetje terug gehouden om te zwaaien. De hele brug liep leeg om te kijken en terug te zwaaien. Bij de tweede kon ik op roep afstand van de brug komen en konden er wat vriendelijkheden uitgewisseld worden. Dat deed me als oud marine klant goed. Door dit oponthoud waren Klaas en Michel inmiddels uit het zicht verdwenen en besloot ik op een vriendelijk bakstag windje terug te varen richting Fåborgbaai. En aldaar kwam ik de beide hardlopers weer tegen. Achter een stenen pier een goed beschut anker plekje gevonden voor de nacht. We lagen alle drie op een voor- en hekanker. Er was namelijk niet veel zwaai ruimte. Het was ook eindelijk droog geworden.

Zondag, 30 juni 1996 08.30 overa1 en de weerberichten van NDR4 afgeluisterd. Het was niet veel goeds wat ze ons beloofden. West tot Noord-west 5 a 6 Bft en regenbuien. De lucht was ook al flink dreigend. Ongeveer 10.30 ging het anker omhoog en werd er zeilend koers gezet op Fåborg. Klaas en Michel waren al eerder vertrokken. Ze hadden schijnbaar haast om hun vrouwen aftehalen. Met de opstapper had ik niet zovee1 haast. Het was een wild vreemde. Ik deed het alleen om Klaas een plezier te doen. De tegenwind, die pittig was. maakte het noodzakelijk om kruisend de Fåborgbaai verder te verkennen, totdat we tegen twee uur voor de haven van Fåborg lagen en op aanwijzingen van Klaas konden afmeren. Kennis gemaakt met Piet de Opstapper en samen een biertje gedronken. Tijd om het stadje te verkennen hadden we niet, want we moesten nog voor de avond aan de zuid oost zijde van Avernakø zien te komen en dat waren nog een aantal mijltjes. Gelukkig hadden we een bezeilde wind. Piet wist gelukkig wel van aanpakken, zodat ik ook eens kon zitten zonder mij om de boot te bekommeren. Tegen zeven uur voor anker in een prachtig beschut baaitje met een strand waar wel vijftig Drascombes een plaatsje konden vinden. De rest van de vloot lag al te rusten en waren al druk aan de borrel en de snack. Eerst maar even een hap eten gekookt, want ik had nu een gast en daar moest voor gezorgd worden. Daarna gezellig tot in de kleine uurtjes op het strand gezeten en een biertje meegedronken. Het was gelukkig droog en we zaten redelijk beschut. Het bleek, dat er om diverse redenen al drie boten waren uitgevallen. Dat was jammer maar niets aan te doen. Maandag 1 juli 1996, 06.00 overal, na een beetje onwennige nacht. Een opstapper brengt toch zo zijn probleempjes mee op een kleine boot, maar met een beetje goede wil van beide kanten lukt het allemaal wel. Het weer was zwaar bewolkt. ZW 5 à 6 Bft, 15 graden, droog/regen. Na het wat rommelige ontbijt konden de beide ankers uit de grond en vertrokken we op een bakstag wind, die stevig was richting Svendborg. Het grootzeil kon voorlopig blijven slapen, totdat we in het smalste stuk van de Svendborg Sund de stroom zwaar tegen kregen. Toen moest het grootzeil, dubbel gereefd, meehelpen om ons voorwaards te krijgen. Er stond een smerig getijde zeetje, maar het was wel prachtig zeilen. En het duo-zeilen had een voordeel. Terwijl de een zich met het zeilen bemoeide, kon de ander zich om de kaart en de route bekommeren. Ik merkte wel, dat Piet een zeiler was, die van snelheid en van zo hoog mogelijk aandewind zeilen hield. Een Drascombe heeft dat allemaal niet zo en dat was ook de reden dat hij zijn eigen Drascombe aan Klaas verkocht had. Hij had nu een scherp jacht, een Zweeds type ( de naam is mij ontgaan ) en daar zong hij vol lof over. Na de hoge brug kwam de haven van Svendborg, waar we een twee urige stop maakten, Piet wou wat foto’s maken en ik wat telefoonwerk doen. Daarna in een friteszaak ons middagmaal tot ons genomen. Het was ook zo langzamerhand droog geworden. De zon kwam zelfs zo af en toe te voorschijn, zodat de resterende afstand naar Troense zonder vechtpak aan gezeild kon worden. Drie boten bleven voor de nacht in Troense. De rest van de vloot ging om de hoek in de buurt van een kasteel voor anker. Ik zelf bleef ook in de haven. Het was zo langzamer hand weer tijd voor een lekkere douche. En ook een beetje beweging doet een mens goed.

Dinsdag 2 juli 1996. Het weer begon eentonig te worden, half bewolkt, 5 Bft ZW?W 20 graden, regen/droog. Na het ochtend ritueel gingen om 09.00 de lijnen los en de zeilen omhoog. De eerste zes mijl was een prima bakstag- tot halve wind, dus kon het grootzeil opgerold blijven. Aan de oostkant van het eiland Tåsinge, waar ook het plaatsje Troense op ligt, moesten we even een sanitaire ankerstop maken voor Piet. Hij moest even op het gemak. Ko en André, die vlakbij voorbij zeilden, vonden het al vreemd dat Piet zittend bleef zwaaien. Daarna kwam een kruisrak tot het eiland Strynø. Onder en nabij de hoge brug bij Rudkøbing hadden we een flink meelopende stroom. Uit voorzorg even de motor bij, omdat er een grote sleper met sleep uit de haven van Rudkøbing kwam. En die moesten we vanzelfsprekend de ruimte geven. Een mijltje of ander half voor het eiland Strynø kwam er plotseling een geweldig dreigende lucht aanzetten. Het werd totaal donker!! Nog even doorgezeild, maar toen leek het ons toch raadzamer om de zeilen naar beneden te halen en op de motor onder de oostkant van het eiland voor anker te gaan. De pikzwarte lucht kwam uit het westen. We lagen nog niet voor anker of de hel brak los! Zeer zware windstoten met een verschrikkelijke hoosbui. Maar wij lagen gelukkig goed beschut. Een kleine honderd meter bij ons vandaan was Bertus met zijn open Longboat voor anker gegaan en die moest het geweld in een open boot doorstaan. Diep respect voor een jonge man van zeventig jaren die de hele tour meemaakte. Alleen ’s avonds zocht hij een haven op om in rust te kunnen slaper, in zijn zelf ontworpen tent. Na een k1ein uurtje was het onheil over gedreven en konden we pompen en dweilen. Daarna ging het anker omhoog en konden we over bakboord zeilend een oost zuidoostelijke koers aanhouden op de Lindelse Nor, een grote baai, die diep insnijdt in het eiland Langeland. Het piepkleine eilandje Bukø was ons verzamelpunt voor deze nacht. Het privé eilandje van Ko en André, want zij waren het, die het eilandje bij hun vorige reis ontdekt en beschreven hadden in een vorige BaD. Bij aankomst bleken we een van de laatst aankomenden te zijn. De rest van de vloot lag al prachtig beschut voor de harde wind op 50 cm water tegen een mooi zandstrandje aan. ’s Avonds twee emmertjes bier en een groot kampvuur. En zingen onder leiding van Han van Vlierden, maar er waren niet veel zangsterren onder ons. Het wilde niet zo vlotten. maar gezellig was het wel. Het kampvuur werd deskundig onderhouden door twee vuur liefhebbers. Bij tijd en wijle loeide het zo hard, dat ik angst voor het hele eiland had. Maar gelukkig het bleef gespaard. Het was een prachtig stukje natuur ter grote van een voetbalveld en een hoogte van ongeveer vijftien meter. Aan de westkant steil oprijzend als een duin en aan de oostkant afvloeiend tot het zandstrandje. En begroeid met de mooiste bloemen en planten. De steile kant was bezet door honderden nesten van de zeezwaluwen, die je alleen over de rand kijkend kon bezien. Nadat de biervoorraad geslonken was tot drie blikjes noodvoorraad en het vuur langzamerhand uitgedoofd was, werd het tijd voor de kooi. Het einde van een prachtige zeildag.

Woensdag 3 juli 1996. half bewolkt. 4/5 Bft ZW ongeveer 20 graden, droog/regen. De weersberichten waren slecht. Acht tot negen Bft in het Skaggerrak. Het algemene plan was om zo snel mogelijk de beschutting van het eiland Ærø op te zoeken. Bij het weg zeilen van Bukø raakte de Walvjs met zwaard en roer nog even flink een steen onder water die ik niet gezien had. Het roer licht verbogen, verder geen schade. Daarna kon er in lange slagen kruisend richting eilandje Birkholm gezeild worden. Ik had de rest van de vloot gewaarschuwd voor de ondiepte Flintegrund, maar de meesten wilden het toch proberen. En wonder boven wonder ze kwamen er allemaa1 zonder problemen overheen. Er zal wel meer water gestaan hebben als op het moment dat ik er overheen wilde. Ter hoogte van het sateliet eilandje Strynø Kalv kon er op een noord-westelijke koers halve wind gevaren worden. Dat was een voordeel, want de vaargeul langs Birkholm is vrij smal en druk bevaren. Het eilandje zelf ligt centraal in het gebied en is een druk knooppunt. In de stoere Noormannen tijd zal het wel een strijdpunt gewezen zijn. Na de vaargeul moesten we weer op een kruisrak richting Ærøskøbing en van daaruit op een langzaam inslapende wind de Kløven in en in de uiterste zuid-oost hoek voor anker. Alweer als laatste! We waren namelijk de enige die buiten om de ondieptes gevaren waren. Het regenachtige weer lokte ons niet om te gaan buurten. De vloot lag ook te veel verspreid. Dus na het eten koken werd al vlug de slaapzak te voorschijn gehaald en was het bedtijd.

Donderdag 4 juli 1996. De gewoonlijke blik uit het luik vertelde een flinke bries uit het zuid-westen, 20 graden en regen. Na het ontbijt en koffie vlug de spijker er uit en onder zeil. We waren als eerste onder weg. Later bleek dat er een paar boten te dicht onder de kust waren gaan liggen en die hadden wat moeilijkheden om weg te komen. Vooral een Engelsman moest met man en macht uit de blubber getrokken worden. Het water bleek toch zo’n dertig centimeter gezakt te zijn. Dan was het toch een geluk dat wij in wat dieper water voor anker gegaan waren. Na een goed uurtje konden we al afmeren in de haven van Ærøskøbing. Dit maal waren wij eens als eerste. Op Bertus na, die was de vorige avond al gearriveerd. Tijd voor douchen en netjes maken voor het grote afscheids diner, dat zeer geslaagd verliep. En dan kwam de vrijdagmorgen met het afscheid nemen van de vloot Drascombes, die zo stuk voor stuk de haven verlieten. De meesten gingen terug naar Søby en op de trailer. Alleen Ko en André met de Chimera en Jacoba en Jan Maurits met de Riddle of the Sands, knoopten er nog een weekje zeilen in de buurt aan vast. Voor mij was deze dag een rust- en wasdag. Daarna was mijn plan terug naar Marstal en van daaruit de oversteek naar de Kielerfjord of de Schlei. Dat liet ik nog even open. De Duitsers die ik hier en in Marstal sprak, raadden de Schlei af, vanwege de eventuele oostenwind, die het moeilijk tot onmogelijk maakt om er uit te komen. Zaterdag morgen werd benut om de voorraden op peil te brengen. Een week lang een hongerige opstapper voeden, had wel een gat in mijn voorraden geslagen. Ondanks de gezelligheid die een gast met zich meebrengt, was ik toch blij weer alleen te zijn. Tegen 12.00 uur konden de lijnen los en zeilden we op een noordwestelijk briesje gerelaxt naar ons ankerplekje waar we ook onze Denemarken week begonnen waren. Tegen zeven uur ging het anker in de grond en kon er weer gezwaaid worden naar de Deense vissersman, die op de zelfde plek met zijn netten bezig was. Het was alleen jammer dat hij niet een vers visje voorbij bracht. Tijdens het eten koken zag ik op halve horizon afstand nog een Hollandse Drascombe voorbij schuiven. Zwart of diepblauw met rode roef. Zo’n kleur hadden we niet bij de reunie gehad. Hij verdween richting Birkholm. De weerberichten voor de komende dagen waren zeer slecht. Stormachtige winden uit noord-west.. Dus werd het plan voor morgen: afmeren of ankeren in Marstal en wachten op betere tijden.

Donderdag 18 juli 1996. Tien dagen verplichte rust in Marstal. Harde tot zeer harde wind uit noord-west. De windmeter bij het clubhuis schommelde tussen de zeven en acht Bft met uitschieters tot tien. Het weer op zich was mooi, veel zon en droog. Eenmaal Jacoba en Jan Maurits getroffen in de haven. Samen koffie gedronken en een poging gedaan om de gaskoker te repareren. Tussen de eilanden bleek het zeilen nog wel te doen. Maar nu blijkt het toch eindelijk gedaan te zijn met de wind. Er woei nog wel een 5/6 Bft NW, maar dat leek wel windstil in vergelijk met de vorige dagen. En het weerbericht gaf eindelijk groen licht, afzwakkende wind. Dus gingen om negen uur de lijnen los en waren we al vlug onder zeil. Het grootzeil bleef nog dubbel gereefd. We gingen hard op een aan de windse koers. De positie, die de GPS me na twee uur varen gaf, liet me zien, dat we al tien en een halve mijl van de vijf en dertig hadden afgelegd. Het was groots zeilen. De depressieachtige gedachten die we in Marstal hadden opgebouwd werden zeer snel weggeblazen. En de Walvis genoot ook. Ze dook met haar boeg in de golven dat het een lieve lust was, het buiswater tot over de kajuit heen spattend. Het luik maar dicht om de boel binnen droog te houden. Het was jammer dat de wind na zo’n drie en een half uur varen langzaam aan zijn kracht wat verloor. Het grootzeil kon zo langzaam aan in delen ontplooid worden. De golven werden wat minder hoog. Maar het bleef mooi zeilen. Tegen half drie bleken we op de hoogte van de Schlei te zijn en viel het besluit om op een zuidelijke koers te gaan richting Kielerfjord. Dat leek mij toch het beste. Tien dagen moest ik nog zoet brengen tot dat mijn vriendin op bezoek kwam. En dat kon het beste van uit Laboe of Schilksee door dagtochten te zeilen. De Schlei was smal vaarwater met nog al wat bruggen. Dat trok mij toch niet zo aan. Tegen zeven uur kon er afgemeerd worden in de haven van Laboe en was er een eind gekomen aan de Denemarken periode en aan een zeer geslaagde dag zeilen. Reijer Bergsma, schipper van de Walvis. De zomerreis van de Walvis in 1996, terug naar huis Nadat Frans en Margot mijn verslag van de eerste Oostzee-reis uit de vergetenheid hadden gediept en het weer op de site hadden geplaatst, kreeg ik een mailtje met de vraag of er nog zoiets bestond als een verslag van de terugreis. En zo ja, of ik dat dan ook in redelijk Nederlands wou uittypen en op wilde sturen. Dan kon het ook geplaatst worden. Na lang in vergeten hoekjes gezocht te hebben kwam er een beduimeld en vergeeld schrift te voorschijn met het gevraagde manuscript. Het is toch weer leuk om het te lezen, de herinneringen komen gelijk weer boven drijven. Alzo heb ik me achter de computer gezet en probeer ik er wat van te maken. Nu ik er zo over denk en de datum boven het geschrift lees, schrik ik wel even. Tien jaren, waar zijn ze gebleven! Het leven gaat in een poep en een scheet aan je voorbij. Kom Reijer, hou je aan het verslag en denk aan de vele goede dingen die in die tijd zijn gebeurd. We waren gebleven in de haven van Laboe. Een leuk en vriendelijk jachthaventje aan de uitgang van de Kielerfjord. De datum is 21 juli 1996, en het is zondag.

Vrijdag komt mijn vriendin, dus die tijd werd zoet gebracht met dagtochtjes in de Fjord en toertjes naar de buitenvuurtoren, die zo’n zes mijl buitengaans staat te staan. Het weer bleef die week op een paar onweersbuien na rustig. Eenmaal, nadat ik het vriendelijk gevraagd had, bracht ik de nacht aan een gammel houten privésteigertje door. Ik bleek wel met de neus in de boter gevallen te zijn, want kort na de afmeerprocedure kwam de eigenaresse van het steigertje en een groot landhuis, naar me toe en nodigde me uit voor de barbecue die in haar tuin werd gehouden. En zoiets laat ik me natuurlijk niet ontgaan. Als ik nog aan die heerlijke grote dikke koteletten, braadworsten en pullen vorstelijk getapt bier denk dan loopt het water me weer in de mond! Al met al een zeer geslaagde avond. De volgende ochtend kwam de goede fee weer voorbij en klopte op het kajuitdak. Ze bracht dampende koffie en verse harde broodjes met dik Butter en Knoblauchfleischwurst. Het kon niet op. Onder het genot van het ontbijt vertelde ze haar verhaal. Ze was weduwe van een zeekapitein en vond het zeer eenzaam in dat grote huis. Maar ze wou het niet weg doen, want van hier uit had ze een prima uitzicht op de grote zeesluizen. Hier had ze altijd het schip van haar man binnen zien komen. Ook kon ik hier, zo lang als ik wilde, blijven liggen. Maar ja, wat doe je als je vriendin de volgende dag op bezoek komt. Je gooit dus, voordat de verleiding te groot wordt, de lijnen los en zegt: “auf wiedersehen und viellicht zur nächste mal”! Het was een reusachtig huis met een enorme tuin. Ik had hier misschien wel als ’tuinman of zo’ aan de slag gekund. Je leest altijd in romans dat ’tuinmannen’ overal goed voor zijn. Vrijdag werd een mooie dag met veel zon en een geslaagd weerzien met de vriendin. We hebben de week, die ze aan boord doorbracht, met de auto het gebied bezocht, onder andere de Schlei. Een mooi vaarwater met leuke toeristische plaatsjes en een groot Vikingenmuseum. We lagen in de jachthaven van Schilksee. De haven wordt tijdens de Kielerwoche en andere zeil-evenementen als verblijfplaats voor de crew’s gebruikt. We moesten eerst wel wat wennen aan de douche-faciliteiten. Grote open ruimtes waarin je vrolijk met een man (vrouw) of dertig kon douchen. Niks geen éénmanscabines. Zaterdag drie augustus was de vertrekdag van Roswitha. Jammer, het was een fijne week met mooi weer geweest. Na victualiën laden en wat wasgoed uitstompen gingen tegen vier uur de lijnen los. We hebben genoeg havengeld betaald. Het werd een bakstagwindje naar de sluis toe. Ik wilde de nacht aan de wachtsteigers van de sluis doorbrengen. Aldaar aangekomen zag ik al gauw dat dat geen steigers voor een tere Drascombe waren. Hoge open steigers waar de golven vrij spel hadden. Snel de fok er voor en op koers naar Mönkenberg. Een haven recht tegenover de sluis. Aankomst ± 19.30 uur. De havenmeester was al naar huis toe en zou morgenvroeg om negen uur voorbij komen. Nou, dat is toch jammer. Om die tijd varen we al dik in het kanaal. Jachten mogen daar ’s nachts niet varen, dus moet je bij het ochtendgloren door de sluis. Honderd kilometer is een hele trip. De verdere avond gezellig doorgebracht met de bemanning van een Nederlands zeiljacht, die hun vakantie nog voor de boeg hadden. De volgende morgen rammelde om vijf uur de wekker en roeiden we om halfzes sluipsgewijs de haven uit. Iets na zessen lagen we vast in de grote zeesluis. Bij het betalen van het sluisgeld in de kiosk kreeg ik een kwitantie. Niet wetend dat je die ook nog een keer af moet laten stempelen in het sluiskantoor op de sluismuur in vrede terug gelopen naar de boot. Ik had beter moeten weten, Duitsers zijn gek op stempels! Pas op het allerlaatste moment, de deuren waren al open, praaiden ze om dat er nog schepen waren die nog niet betaald, of afgestempeld hadden. Ja en dan is goeie raad duur, blijven liggen en alsnog een stempel halen, met het risico dat we weer naar de andere kant terug zouden schutten, of net doen of je neus bloedt. De grote zeeschepen begonnen al te varen. Het werd natuurlijk varen. Het eerste half uurtje schichtig achterom gekeken of er geen politie-, of andere wakkere boot ons achterna zou komen. Maar nee, het bleef lekker rustig! Misschien krijg ik bij Brunsbüttel wel moeilijkheden. Maar ik heb de kwitantie, dus het zal wel loslopen. Verder was het een eentonige tocht op de motor naar de Gießelausluis ( toegang naar de Eider), waar we om plus minus vier uur afmeerden. Ik had een vaag plan om via de Eider en Helgoland terug naar Nederland te varen.

Maandag 5 aug. Tegen negen uur trok de mist op en konden we de laatste 40 kilometer naar Brunsbüttel afleggen. Ik liet toch het plan voor de Eider maar vallen. De weerberichten voor de aankomende week waren niet zo gunstig. Om twee uur afgemeerd in de jachthaven van Brunsbüttel en tot vier uur het gedoe in de haven aangekeken en de benzinevoorraad bijgevuld. In Otterndorf is het een hele wandeling om daar aan te komen. Tegen vijf uur zonder moeilijkheden door de sluis en vervolgens achter de pier, bij de toevaart naar de oude haven van Brunsbüttel, nog een tijdje voor anker. De wind was inmiddels stevig opgebriest tot een vijf zesje uit zuidoost. Dat werd dus een bezeilde koers naar Otterndorf. Het tijdstip van hoogwater was tegen halfacht, ik had dus nog even de tijd. Om halfzeven was ik het wachten zat en ging het anker uit de grond. Onder fok en druil ging het op weg naar de westoever van de Elbe. Er is daar tussen de Bühnetonnen en de hoofdbebakening genoeg ruimte. Als je wacht met oversteken naar Otterndorf loop je de kans dat je er door de stroom voorbij gezet wordt. Vooral als je ook nog eens uit moet wijken voor de beroepsvaart. Er stond een stevige warrige zee. Het eerste uurtje hadden we de stroom nog tegen en dat zorgde ervoor dat de Elbe er onplezierig bij lag. Toch was het genieten geblazen. Na een fijne tocht meerden we om plus minus halftien af in de haven van Otterndorf. De volgende morgen de masten naar beneden en wachten tot halfvier om te schutten. De tocht verder naar Bremerhaven verliep grootdeels in de stromende regen, dus daar valt weinig over te vermelden.

Donderdag 8 aug. We liggen aan de steiger van de gastvrije jachtvereniging Geeste en wachten totdat we onder de twee bruggen door kunnen. Tegen twaalf uur was het zo ver en konden we achter de bruggen nog voor een paar uurtjes afmeren aan de wachtsteiger om te wachten op laagwater. Het was er gezellig, er lagen verschillende Nederlandse boten. Onder het genot van een biertje konden we onze verschillende verhalen, van verloren schroefbladen tot vastlopen op de drempel van de sluis toe, kwijt. Boten met een diepgang van meer dan 1.50 kunnen in het kanaal in de problemen komen. Om drie uur de lijnen los en op de motor de haven uit. Buiten gekomen bleek er een zwak briesje uit noordwest te waaien. Dat was uit de goeie hoek, dus werd er hoopvol zeil gezet. De stroom was nog een klein uurtje tegen. We bleken dus op de plaats rust te zeilen. Twee maal haastig de motor aan om de veerboot te ontwijken. Daarna sliep de wind totaal in en liet ons een spiegelglade Wezer zien. Dat was jammer, want ik had me verheugd op een leuk tochtje naar Elsfleht of Oldenburg. Zeilen naar beneden en op de motor verder. Inmiddels liep de vloed dus we gingen snel. Half zeven lagen we voor het haventje van Elsfleht en vernamen we dat we tot negen uur op de laatste schutting moesten wachten. Dan maar gelijk door naar Oldenburg. De wind was nog steeds te verwaarlozen dus ging het op de motor verder. De bruggen waren, doordat we nog vroeg in de vloed zaten allemaal, op de laatste na, met staande mast te passeren. De laatste brug was een spoorburg en die zijn meestal vrij laag. Afgemeerd en in het half donker de masten in recordtijd laten zakken. Het moest vlug gaan, want zelfs zonder masten was de brug te laag voor Wallie. Daarna afgemeerd in de getijdehaven van Oldenburg. In de inmiddels warme mooie zomeravond waren aan de overkant de terrasjes goed gevuld met dorstige gasten. Maar de prijs van zes Mark vijftig voor een pilsje hield me tegen. Happie koken en een blikkie bier voldeed ook. De volgende morgen werd ik tegen vijf uur gewekt door het gesop en gezuig van een droogvallende Wallie. Had ik gisteravond niet wat vergeten? Het zwaard was omhoog, maar een blik uit het luik vertelde me dat de motor nog omlaag en het roer nog in de onderste stand was. Dat was dus het eerste klusje in de vroege morgen. Daarna nog even in de zak en doorgedommeld tot acht uur. Ontbijt, koffie en daarna benzine halen. Het tankstation was gelukkig niet ver. Om twaalf uur waren we zover gestegen dat we weer konden varen en werd er geschut naar stil water. Het eerste stuk kanaal is een zouteloos geheel, daar valt dus weinig over te vertellen. Na een kilometer of dertig komt de afslag naar het smalle Elisabethfhenkanaal en het eerste sluisje. Daar voor de nacht afgemeerd. Morgenvroeg kon er geschut worden. Het weer was tussen haakjes mooi. Zaterdag 10 aug. 06:00 uur overal. Broeiend weer! Om halfacht verscheen de sluismeester op een krachtige motor en draaide de deurtjes voor me open. Ik was de enige die deze dag geschut zou worden. Na deze schutting was er voor vandaag weer genoeg gewerkt door de sluismeester. Na de drie volgende sluisjes gingen we gelijk het slootje uit en in de richting van de Leda. Op de Leda aangekomen bleek er nog een flinke stroom tegen te staan. Anker uit en wachten op de kentering. Klokslag twee uur was het gedaan met de stroom en konden we verder. Ik had mijn doel voor vandaag eigenlijk op Bingum op de Eems gericht, maar ik mag blij zijn als we vandaag Leer halen. De haven van Bingum is volgens de handleiding met laagwater niet of nauwelijks te bereiken. Tegen vijf uur konden we door de sluis bij Leer en meerden we aan bij de zeilvereniging Leer. Intussen regende en onweerde het flink. In de stromende regen werden de masten gezet. De volgende morgen, het goot nog steeds, konden we tegen twee uur door de sluis en konden we eindelijk, op een bezeilde koers (drie zuidoost), weer eens onder zeil in de richting van Delfzijl. Dat was tenminste het plan. Op de flinke stroom gaf het GPS 8,5 knoop over de grond aan. Na twee uurtjes zo genoten te hebben werden we ingehaald door een stikdonkere lucht en begon het te donderen. Voorzichtigheidshalve de zeilen naar beneden en op de motor verder. De wind begon te draaien als een drol in de pispot en bleef tenslotte in het westen hangen en wakkerde flink aan. Het zicht werd miserabel en het begon te hozen en te bliksemen. De wind bleef gelukkig binnen de perken. Na een goed uur klaarde het weer wat op en lagen we voor Emden. Ik besloot hier voor de nacht af te meren.

Maandag 12 aug. HW Emden 12:30, 15º, 3 no. Droog. Een ideaal windje voor het oversteekje naar Delfzijl. De weerberichten geven wel weer onweer en regen af. Halfeen de lijnen los en onder zeil. Het tripje verliep vlot en zonder bijzonderheden. ± vier uur waren we door de sluis van Delfzijl en ging het verder op de motor naar Groningen. Iets over acht uur afgemeerd aan de wachtsteiger van een klein sluisje, iets voor de stad. De volgende morgen werd ik al vroeg gewekt door gerommel bij het sluisje. Twee duikers kwamen de sluisdeur repareren. Een automatisch systeem is leuk en aardig als het werkt. Maar er is geen sluismeester aanwezig om het drijvende vuil te verwijderen, met als gevolg dat bij het sluiten van de deuren het vuil tussen de deuren blijft hangen. En dan werkt het hele mooie systeem niet meer. Tegen halftien gingen de lijnen los en de motor aan. Het doel was het Reitdiep. Aldaar aangekomen kon de motor uit en ging het verder op fok en druil naar Zoutkamp. Het Reitdiep is een mooi vaarwater. Na een leuk tochtje tegen de avond afgemeerd in de jachthaven van Zoutkamp.

Donderdag 15 aug. Zwaar bew. 3 nw. 25º 1020 droog. We zijn een paar dagen verder in de tijd en wachten op broer Ane. We gaan samen een paar dagen het wad op. ± 15:00 uur was het zover. Ane kwam bepakt en bezakt aan boord. Hij verbrengt de meeste tijd van de zomer op de camping in Vierhuizen door. Lijnen los en onder zeil. Kruisend de Zoutkamperril uit. Een goeie oefening voor Ane. Tegen halftien waren we in Lauwersoog en meerde we in het halfdonker af. Bij inspectie van Ane z’n spulletjes bleek dat hij het meest belangrijke vergeten was. Zijn slaapzak! Gebeld naar de camping en onder het genot van een versnapering in het clubhuis gewacht op het item. Daarna snel stil amusement. De volgende morgen om halfacht de lijnen los, buiten de haven voor anker en een stevig ontbijt tot ons genomen. Vervolgens, om de tijd te doden tot het gunstige tijdstip voor de schutting, werd er een rondje Lauwersmeer gezeild. Tegen halfdrie afgemeerd in de jachthaven en in het visrestaurant een vismaal tot ons genomen. Tegen vier uur geschut, vervolgens onder zeil en op een kruisende koers in de richting van de Engelsmanplaat. Er stond een drietje uit noordwest. Een half uurtje voor het kenteren van het tij op de terugweg naar het Gat van Schier. Na een uurtje op de plaats rust zeilen begon de vloed te lopen en schoten we, ondertussen genietend van de zeehonden op de platen, lekker op in de richting van Schiermonnikoog. Voor de geul aangekomen bleek er al een aantal jachten voor anker te liggen, wachtend op genoeg water. Het was leuk om de glazige blikken te zien toen er bij ons de zeilen naar beneden gingen en de riemen in de dollen verschenen. ± tweehonderd meter voor de haven was het gedaan met het roeien. Het geultje eindigde op een strandje. Maar gelukkig hielp de vloed ons al vlug verder de plaat op. ± vijfhonderd meter naast de haven voor anker. Na een afzakkertje vlug de zak in. Tegen vijf uur door een voorgevoel gewekt. Het was zakkend water, even in pendek naar buiten voor controle. Juist ja, het anker was door de draaiende wind onder de boot terecht gekomen. Kon hem nog net onder de boot vandaan trekken. Verder gonzen tot ± zeven uur. Tegen elf uur was er weer genoeg water om roeiend de geul te bereiken. Zeilen omhoog en koers gezet op Lauwersoog. Ane moest nog even naar de camping. ± twee uur door de sluis en in de jachthaven afgemeerd. Morgenochtend op naar Ameland.

Zondag 18 aug. Wolkenloos, ¾ b. zo/o 25º 1020 prachtig weer! Na terugkomst op de boot om negen uur door de sluis. Ik had eigenlijk eerder willen schutten, maar op zondag is de eerste schutting om negen uur. Jammer! Maar gelukkig hielp de wind ons de eerste twee uur, in de richting van de Paesenrede, tegen de beginnende vloedstroom in. Daarna moest de motor, omdat het GPS 0 kn. over de grond aangaf, een half uurtje bij om ons verder te brengen. Maar al gauw stond er genoeg water op de banken om sturend met de riem de banken op te zeilen. Via Eilanderbult en Moker, het wantij vlak voor de Zuiderspruit van Ameland was geen probleem, het Wierumerwad over. De wind begon er ook steeds meer zin in te krijgen. Tegen vier uur in Nes afgemeerd. Ane vond het een reusachtige belevenis. En ik had ook genoten. Fiets gehuurd en het eiland rondgefietst. Toch wel wat spierpijn opgelopen! ’s Avonds ons eigen verwend met een heerlijke Amelandsevisschotel en een corenwijntje toe. Daar slaap je heerlijk op! Frans en Margot weten daar alles van! We hebben namelijk jaren later in het zelfde restaurant hetzelfde gesmikkeld.

Maandag 19 aug. Onbewolkt, ¾ zo 25º 1020mb, prachtig weer! Het beloofd weer een mooie zeildag te worden. 05:00 uur overal. Je kon zien dat de zomer op z’n einde loopt, het was nog donker. Tegen zes uur in nevelachtig weer de haven uit. Op fok en druil, op het laatst van de ebstroom, via de Ballumerbocht het Molengat in. Bij de verkenningston WA31/VH52 een klein uurtje achter de spijker en wat gegeten. Toen de verrotte citroen, die ik overboord had gegooid, weer terug kwam drijven kon het anker uit de grond. Vol schuldgevoelens, na een reprimande van Ane dat ik het mooie wad vervuilde, de citroen weer opgevist en in de vuilniszak gedeponeerd. Vervolgens onder éénmaal gereefd tuig kruisend de Zwarte haan in. Iets voor de bocht, nabij VH13 op onstuimig water nog even een half uurtje op veertig meter lijn achter de spijker. De vloed gierde door de bocht. Toen de platen onderliepen werd het wat rustiger en konden we verder met het zwaard op alarmdiepte. Een paar maal moest er met de riem gestuurd worden. Op het wantij stond ± zestig cm. water. Maar in het Vingegat kon er weer normaal gestuurd worden en konden we zelfs bij de Vlakte van Oosterbierum de bocht in het vaarwater afsnijden. De wind liet zich gaande weg weer van de goede zijde zien, een bakstagwind tegen een iets tegenstaande stroom, en wakkerde wat aan. Wallie vloog er door heen! We hadden het met de stroom, en wat geluk, aardig uitgekiend en kregen voorbij Harlingen de stroom mee naar de Kornwerderzand sluis. Tegen halfzeven konden we schutten en was er een einde gekomen aan de gezamenlijke tocht over het wad. Het was een ideale verkenningstocht van het wad geweest. Zuidoosten wind 3/4 en een stralende zon!

Vrijdag 23 aug. Zwaar bew. 5/6 zo, 20º 1015 mb, droog. We zijn de dagen zeilend en schuilend voor het slechte weer doorgekomen. We liggen nu in de haven van Enkhuizen en wachten tot de depressie overgewaaid is. Tegen de avond nog een onvrijwillig bad in de haven. Dat kwam zo. Een waarscheepje met twee jongens aan boord wilde nog een tochtje maken. Grootzeil dichtgereefd en een stormfokje voorop. Alles prima in orde. Alleen de buitenboordmotor wou niet erg. De motor sloeg bij het achteruit slaan door de borg heen. En zo kwam bij het vooruit slaan de hele motor omhoog. Dus wilden ze, al verhalend langs de palen, toch maar weer liever de box in. De helpende hand uitstekend liep ik van boot naar boot om de voorlijn over te nemen. Bij een tamelijk onstabiel bootje ging het mis! Plons, daar lag ik met mijn hele hebben en houwen, en koppie onder, in de plomp. Gelukkig had ik niet veel kleren aan en waren er genoeg helpende handen in de buurt om me weer op het droge te helpen.  

Zondag 25 aug. half bew. 6/7 zw, 25º 1018 mb, regen, droog. Hoera, we zijn honderd dagen onderweg! Een feestje brouwen!! Maandag 26 aug. half bew. 5/6 zzw, 22º 1015mb droog. Inmiddels zijn we naar de vluchthaven van Enkhuizen uitgeweken (havengeld) en liggen we voor anker. Tegen halfnegen ankerop en onder zeil (dichtgereefd) de haven uit. Wallie liep perfect op een aandewindse koers, evenwijdig aan de dijk, in de richting van het Ketelmeer. In de buurt van de vluchthaven moesten we wat naar buiten koersen om de ondieptes te vermijden. Evenwijdig aan de groene boeienlijn konden we 120º voorliggen. Met de drift mee zou dat ons precies bij de brug brengen. Gaandeweg kwam de wind ook wat ruimer in en werd het in de vlagen wat flinker. Maar Wallie liep soepeltjes en het slingeren was door het grootzeil ook wat geringer. Al genietend moesten we eenmaal uitwijken voor een met schroot geladen vrachtschip. Het lag te steken tegen de wind in. Kon waarschijnlijk geen vaart lopen uit angst voor zinken. Ik ging achter langs en kon een groet overbrengen. De Houtribsluis, waar hij zeer waarschijnlijk naar toe moest, lag recht in de wind. En de golven waren pittig! Precies twaalf uur waren we voor de Schokkerhaven. Dat leverde dus een gemiddelde vaart over de grond van 18.5 : 4 = 4.6 knoop. Niet gek voor Wallie. Even op de motor de haven bekeken. Wat hebben ze dat fijne vluchthaventje verpest! Middelandsezee optrekjes en grote megajachten. Weer een mogelijkheid minder om na een oversteek eens rustig te liggen, zonder gelijk je geldbuidel te moeten trekken. Verder op druil en voorzeil het Zwartemeer afgezeild en voor de nacht achter de spijker op het Kadoelermeertje.

Maandag 9 september half bew. ¾ var. 20º droog. We zijn een flink eind verder in de tijd. We liggen weer voor anker op het Kadoelermeertje. De afgelopen veertien dagen zijn verlopen met slecht tot redelijk weer. Samen met Klaas Hoogewerff zijn boot overgezeild vanuit Friesland naar de Beulakkerweide via het IJsselmeer. Een leuk tochtje met een uitstapje in Urk. Daarna het zomerweekend met de Drascombe-familie op de Beulakkerweide doorgebracht. Zoals gewoonlijk zeer gezellig, doch weinig gezeild. Tegen negen uur anker op en zeilend in de richting van de Randmeren. Ik had besloten om deze keer via de Randmeren op huis aan te gaan. De weerberichten voor de aankomende tijd waren slecht. Tegen 20:00 voor anker achter de Roggebotsluis.

Zaterdag 14 sept. half bew. 4/5 nw, 18º 1000mb droog. De tocht over de Randmeren is met zeer slecht weer verlopen. Veel wind uit de noordwest hoek en massa’s hemelwater. We liggen nu goed beschut in het haventje van de “Schelp”. De wind is eindelijk weer eens redelijk, dus beginnen we vandaag aan de laatste etappe naar de Sixhaven. Eerst nog even een schaaltje bramen plukken, die hierin overvloed groeien, en dan de lijnen los. Na een fijn zeiltripje tegen vier uur in de Sixhaven afgemeerd. Na twee biertjes begon ik met de klus om de masten te laten zakken. Waarschijnlijk door de invloed van de licht-alcoholische versnapering vergat ik om de mast te borgen met de fokkeval (stom, stom). Na het los maken van de voorstag liep ik terug naar de kuip en kreeg in het voorbijgaan de mast bijna op mijn kop. Hij schampte schuin langs mijn bril en rechter wenkbrauw en kwam tot rust op mijn schouder. Koppijn!! Dan merk je pas dat zo’n drascombemastje toch flink zwaar is. ’s Avonds een wandeling door de stad. Voel me er niet meer thuis!

Dinsdag 17 sept. onbew. 5/6b, oost, 18º droog. De tocht naar Gorkum over de Vecht is zonder noemenswaardige bijzonderheden verlopen. We liggen nu in Gorkum en wachten op het schutten. Het beloofd een fijn tochtje te worden. De oosten wind is een geschenk uit de hemel. Tegen negen uur geschut en de zeilen omhoog. Een prima bezeilde wind, die gaande weg stevig opbrieste. Eerst kon het grootzeil weg en later kon er in de vlagen ook de druil weg. Het GPS gaf toch nog een dikke vijf knopen aan (stroom mee). Op het Hollandsdiep liepen rakkers van golven. Tegen vier uur afgemeerd in Willemstad. Een heerlijke zeildag. Woensdag en donderdag, half bew. 7/9 B. no, 15º droog.( te veel wind). Rustdagen!

Vrijdag 20 sept. 5/6 B. no, 15º droog. 07:30 overal. Als je van de haveningangspier de rollers van 8/9 hebt aangekeken, die precies de haveningang in rolden (kookketel), dan is 5/6 al lekker rustig! Dus om er geen tweede ‘Marsthal’ van te maken gingen de lijnen los en de zeilen omhoog. Gereefd druiltje en vol voorzeil. Klein uurtje later door de sluis, en daar gingen we weer. Even het dubbel gereefde grootzeil er bij; Wallie spoot vooruit! Maar dan komt mijn voorzichtige aard weer boven drijven, ook zonder loopt Wallie snel genoeg. In het Schelde-Rijnkanaal kon het weer omhoog. Eerstens omdat er een stuk aan de wind gevaren moest worden, tweedes omdat de wind wat handelbaarder geworden was. Tegen halfvier door de Bergschediepsluis. Het was praktisch laagwater, dus we zouden gelijk de vloedstroom tegen krijgen. Maar de oostenwind was hard genoeg om ons er door te krijgen. Ik had ook geen zin om hier tot morgenochtend elf uur te blijven liggen. Ik rook zogezegd de stal! Druil ontreefd en het dichtgereefde grootzeil bij. Wallie liep alsof hij nog nooit van een vloedstroom gehoord had. Een hele fijne afsluiting van onze zomerreis. Iets na zeven uur achter de sluis op het Veersemeer voor anker. Dank de Here dat we zonder ongelukken en alleen maar één keer natte voeten (uitgezonderd wassen) thuis gekomen zijn! Het was een hele mooie en leerzame tocht geweest.

Een groet aan alle lezers en lezeressen, en een Toedeloe!!

Reijer Bergsma schipper van de Walvis.