Rondje Corsica

Auteur Michiel Schepers mag tot de avontuurlijker ingestelde lieden worden gerekend die niet alleen in wilde situaties verzeild pleegt te raken maar ze bij voorkeur zelf schept – en ze in …. eh bijbehorend gespierd jargon kan beschrijven. Lezers die hechten aan de zekerheid van een premiewoning, Amy Groskamp-ten Have en een ambtenarenbaan zullen zich, Michiels geschriften lezend, op Mars gedropt wanen. Aanvankelijk partenreder in de beschreven longboat cruiser ‘Hornblower’ (de naamgever was overigens een decadent Brits watje vergeleken bij Schepers op zijn wildst) is hij thans reder van een groeiend Drascombebestand. Het gerucht wil dat Honnor Marine een kapelletje voor hem heeft gebouwd op de Staverton Works. Sinds zijn huwelijk met Relinde, luisterend naar de koosnaam ‘Bugs’, zeilt Schepers bij voorkeur met haar. Toch een zacht plekje in die jongen.

Snurken in de slibber

Toen ik in 1988 afstudeerde, heb ik geprobeerd met een oude Randmeer en een jonge vriendin via Elba naar Corsica en Sardinie te zeilen. We zijn door de Guardia di Finanza bij windkracht 10 van zee gehaald, nadat ik een aantal maal mijn slapie per ongeluk beschoten had met vuurpijlen – ze vlogen precies de andere kant op dan ik had verwacht – wat me op een sissend ‘vuile commando-gek’ kwam te staan. De volgende ochtend bij het ontbijt konden wij onszelf bewonderen op de voorpagina van de El Tyrrheno. Overbodig te vermelden dat de liefde niet beklijfde.

Tot 1995 was ik met mijn vriend Harmen Peters ruim vijf jaar trotse bezitter van de Longboat Cruiser “Hornblower”. U begrijpt, de financiële situatie is aanzienlijk verbeterd en met ingang van 1996 zullen we in onze eigen coaster zeilen. Met veel plezier bevaren Relinde, mijn vrouw, en ik vanuit Makkum de Waddenzee, discussiëren wat er toch aan de boot moet gebeuren, en hoeveel gelukkiger wij zijn dan alle andere watersporters. Inmiddels hebben we tweemaal de Bretonse kust bezeild, waarbij de laatste tocht vroegtijdig werd afgeblazen in verband met aanhoudende storm.

Gelukkig kwamen we te laat terug uit een restaurant in Noirmoutier, na een copieus maal, zodat Hornblower reeds 10 cm in het slijk van de haven lag. Die nacht rolden de Hobycats over het strand en hingen de Zodiacs in de naaldbomen, terwijl wij rustig in de captain’s cabin lagen te knoeren.

In 1994 weer drie weken zeilvakantie. Harmen en Maaike trouwden 2 juli en wij zouden daarna vertrekken. Met Hornblower op de trainer naar het huwelijk in Oosterbeek. 30 graden, wat een begin. Tijdens het feest in het concertzaaltje werd Hornblower als buitenbar gebruikt. Al hangend over het potdeksel klaagde Phil, een Engelse vriend, dat Nederlandse vrouwen hun oksels slechter scheren dan Engelse. “But on the other hand, what’s wrong with three pussies?”

Na Harmen en Maaike te hebben uitgezwaaid zijn we aan de Rijn in slaap gevallen. De volgende ochtend heerlijk gebadderd in die historische stinkrivier en maar besloten richting Corsica te vertrekken, aangezien het in Nederland wel geen mooi weer zal blijven. Via Duitsland, Zwitserland, Pisa, richting Piombino, naar een klein dorpje Vincenzo, alwaar in de haven een mooie helling gevonden werd. Direct de boot ervoor gezet en opgetuigd. Komt er een gesticulerende Italiaan, dat het allemaal geld gaat kosten. Ik moest direct met hem mee naar de Capitainerie, alwaar ik 5000 Lire (= 6 gulden) moest betalen. Hij vond mijn naam “SchepersenPeters” in de vlaggebrief wel een vreemde naam, maar na wat overtuiging mocht ik gaan.

Snel de boot te water, vervolgens met de auto en trailer landinwaarts gereden, bij een wijnboer aangebeld, 6 liter witte wijn en 3 liter olijfolie gekocht, en gevraagd of de auto met trailer mocht blijven staan. Geen probleem, gracie mille. Door een geurend pijnenbos terug naar de haven gelopen. Wat kan de Mediterrannee toch lekker ruiken.

Aan boord koers zuidwest richting Cavo, oostkust van Elba, plusminus 15 mijl. Niet slecht. Om 9:30 uur gearriveerd in Vincenzo en om 12:30 uur aan het zeilen. Na twee uur valt de wind weg en worden de laatste vijf mijl gemoterd. Elba is een hoog eiland, dat van ver te zien is, dus navigatie is niet moeilijk. Anker uit om 19:00 uur in Calo del Alghe.

Twee huizen, een strand en veel groen. Alleen het geluid van golven en meeuwen. De volgende ochtend dobberen we om de zuidpunt naar Golfo Stelia, gooien het anker uit, zwemmen naar de kant en klauteren omhoog naar een klein bergdorpje om inkopen te doen. Wat voel je je dan een tourist, zwetend, in korte broek, bleke benen en een veel te groot Italiaans ijsje aan ie lippen. Maar als je dan 300 meter naar beneden kijkt, en je ziet dat kleine scheepje, dan bekruipt je toch het gevoel dat je gelukkig bent. Terug naar de boot. Wat eten en slapen.

Om 24:00 uur wordt een rondschijnend lampje aan de gaffel bevestigd en een koers 260 uitgezet richting Bastia, plusminus 35 mijl. Bugs blijft lekker slapen. Het is beter om bij oversteken ’s nachts te varen, in verband met de zon. We kruisen een paar grote schepen, maar die zijn zo onder de indruk van ons toplicht dat we daar geen last van hebben. Ook de autohelm functioneert uitstekend. Scheelt een hoop getuur naar het kompas. Er komen donkere wolken uit zuidelijke richting met grote snelheid opdoemen. Cumulonimbi. Er schieten allerlei herinneringen door mijn hoofd, maar het wordt gelukkig niet meer dan 3. En Relinde slaapt rustig voort. Pas vlak voor Bastia zien we de kust, in nevelen gehuld: plusminus 1 mijl te zuidelijk uitgekomen.

Gynaecologie op de motor

We besluiten met de klok mee Corsica om te zeilen. Ruime wind zakken we af. Het grootste deel van de oostkust van Corsica is zandstrand met een aantal lagunes en rivieren, waarvan de mondingen verzand zijn. Na een dag dobberen duiken we op goede zegen Etang de Diane in. Een smalle diepe geul, die uitkomt in een lagune ter grootte van het Tjeukermeer, vol met oesterbedden. Na een kwartier komt onze eerste Corsicaan ons tegemoet, vertellen dat dit echt privé-bezit is, zodat we weer terug door de branding de zee in moeten.

Op de kaart staat dat er twee mijl verder een riviertje is. Het wordt inmiddels donker, dus we zetten de motor maar bij. In Nederland varen we niet meer met de motor, maar op het laatste moment hebben we maar besloten hem toch mee te nemen en dat komt goed uit. Vlak voor donker vinden we de ingang: 3 meter breed en plusminus 50 centimeter diep. Bij het passeren van de branding wordt de motor omhoog geslagen.

Eenmaal in de rivier aangekomen, is het een oase van rust. Honderden zwaluwen, aalscholvers, springende vissen, en geen enkel menselijk geluid. En wuivend riet. Het lijkt wel of we zometeen in Muggebeet aankomen. Met dit verschil, dat hier sinaasappelbomen staan. Het is de rivier de Tavignano, die doorvoert naar Alleria. We binden de boot vast aan een boom en duiken het zoete water in. Genieten van een Confit de Canard aux pruneaux met een rode wijn. Koffie en sigaar toe (kwaliteit f 15,=, prijs f 12,=; Edah).

’s Ochtends geroeid naar Alleria om inkopen te doen. Het schijnt hier nogal hard geregend te hebben, want her en der liggen auto’s verspreid en op anderhalve meter in de bomen hangt huisraad. Vervolgens de tocht voortgezet langs de kust, Bolle Jan op.

Tegen het donker, 30 mijl verderop, Anse de Canelie ingedoken. Toute seule! Klein baaitje met strand en verder niemand. Volgende dag een goede wind mee naar Golfe de Pinareilo. Bij Ile Pinarelio geankerd. Op het topje van het eiland staat een oude toren uit de tijd van de Genovese bezetting. Heel Corsica is met dit soort torens bezaaid. Goed te gebruiken voor navigatie. Eenmaal boven bij de toren aangekomen, heb je een prachtig uitzicht over de baai. Drie man staan lamlendig wat cement tegen de toren aan te smeren, ter renovatie. Het gaat niet erg hard, want ze werken alleen maar aan de schaduwzijde. Monumentenzorg op z’n Corsicaans.

Dress for dinner

Tussen het eiland en het vaste land doorgezeild naar Anse de Cola, tot grote verbazing van onze monumentenvrienden, want daar staat niet meer dan 30 cm water. Verder langs de kust wakkert de wind aan. Als we voor de Golfe de Portovecchio zijn is het 6 a 7, pal tegen. Met gereefd grootzeil en puntje fok kruisen we naar de derde grote stad van Corse, schoot in de hand, want er komen harde vlagen van de bergen af. We zijn ook de enigen die zeilen. Ankeren in 1 meter water, ten oosten van de stad.

Met de nette kleren op het hoofd waden we naar de kant. Als echte heer en dame dineren we boven in de stad met uitzicht op de baai, met in de verte ‘Hornblower’, ver van alle stadse gedruis. De volgende dag windkrachtje 3 tegen richting Porto Rondinara, plusminus 15 mijl verderop. Een bijna compleet ronde, azuurblauwe baal met hagelwit strand en wat rotspartijen. Er liggen een tiental scheepjes voor anker, maar met de Hornblower kun je altijd ergens komen waar niemand anders kan komen.

Tijdens de borrel wordt de kaasbak open getrokken. De Corsicaanse kaas uit Alleria doet “Asterix in Corsica” ere aan. Er is inderdaad bijna explosiegevaar. De kaas smaakt overigens prima, vinden de vissen. ’s Avonds is Nederland – Brazilie, dus besluiten we na het avondmaal op zoek te gaan naar een televisie. Uiteindelijk hebben we er eentje gevonden, twintig kilometer verderop, in een verlaten hotel, waar we als enige gasten waren. Na een verloren pot konden we nog drie en een half uur naar “huis” wandelen.

De volgende dag zakken we af richting Ile de Lavezzi en Cavallo. Twee eilandjes met veel rotspartijen tussen Corsica en Sardinië. Met veel wind moet je hier niet zijn. Bugs houdt uitkijk op de punt, om rotsen te omzeilen. Tussen de rotsen bij Lavezzi een ankerplaatsje gezocht. Boven ons torent een gedenkteken dat, evenals de bijbehorende begraafplaats, bijna is vergaan. Maar ja, wat was dat ook al weer, die oorlog bij de Krim. Als medicus herinner ik me alleen nog Florence Nightingale.

In de loop van de middag zeilen we noordwestelijk richting Bonifacio, plusminus 8 mijl, maar wind pal tegen. De eerste slag richting Sardinië. Door de wind staat er een aardige stroom tussen Corsica en Sardinië, zodat we bij de slag terug na een uur slechts 300 meter zijn opgeschoten. We kruipen naar de kust, een indrukwekkende 200 meter hoge krijtrots, á la Dover. Korte slagjes makend, vecht Hornblower zich langzaam omhoog. Tegen zonsonder- gang draait de wind ten gunste, zodat we aan de wind met biertje, sigaar en Corsicaans worstje kunnen genieten van de ondergaande zon, met boven ons de citadel van Bonifacio.

Als we stuurboord uit de fjord van deze vestingstad indraaien, krijgen we het toch wat benauwd. Moeten we voor het eerst in onze vakantie in een haven overnachten? Gelukkig zien we aan bakboord een prachtig beschut ondiep baaitje. Geen van beide hebben we zin in een nacht in een haven.

De legergroene kano opgeblazen en in tenue de ville naar de stad gekanoed, na het stormlantaarntje in het want te hebben gehesen. Zeer aan te raden als bijboot, zo’n kano: je kunt er veel in stouwen en je bent veel minder windgevoelig dan in een gewone opblaasboot. Bij aankomst in de haven blijkt dat de schutkleur goed functioneert tussen de rodondendrons.

Achttien jaar geleden ben ik bij de Glénans op een zeilcursus geweest. Toen was er een eettentje aan de kade en lagen er wat bootjes. De stad is nu veranderd in een grote kermis. Na een etentje boven in de stad zijn we naar de zeilschool gewandeld, die aan de rand van het stadje ligt, “Maison de la Mer”. Gelukkig is de stemming daar nog precies dezelfde als destijds. In de keuken bomen we over zeilen, het weer en grote zeiltochten, terwijl de keukenprinses ons koffie en zelfgemaakte gáteau aanbiedt.

Urologische speedboat

Om één uur’s nachts kanoën we voldaan terug naar ons privé- ankerplaatsje. Als we het baaitje indraaien verstoren wij een Zodiac waar allerlei billen en benen boven het potdeksel uitsteken. Tja, in een jachthaven heb je niet zoveel privacy als bier.

De volgende dag anker op en koers richting Carnpo Moro, 30 rnijl noordelijk. We varen allerlei inhammetjes en baaitjes voorbij, want helaas, onze vakantie is ook beperkt. Ik wil een aantal dagen speling houden voor een eventuele mistral. De laatste vijf mijl gemoterd, om de aanloop bij daglicht te kunnen doen. Er liggen te veel rotsen voor de duisternis. Als we de baai indraaien, zien we plusminus 40 schepen, maar gelukkig, door onze diepgang, kunnen we altijd onze privacy vinden. De bakker komt langs in een speedboot om de bestelling op te nemen voor de volgende ochtend. Croissants, pain au chocola et baguette.

De volgende dag zeilen we Ajaccio voorbij, met halve wind naar Cap Rouge. We ankeren bij lies Sanguinaires, zo genoemd door alle schepen die erop geknald zijn, of door de kleuring bij avondlicht. Vervolgens zeilen we naar Cargeze, plusminus 10 mijl verderop. Het is een klein haventje, onderaan het bergdorp en ligt al vrij vol. We besluiten buiten tussen de rotsen voor anker te gaan. Tot grote verbazing van een drietal schepen om ons heen.

In ons nakie over boord met de waterdichte zakken (een aanrader), kleden ons op de rotsen aan en gaan richting Cargeze. Op het dorpsplein staan de Rooms-katholieke en Grieks-orthodoxe kerk tegenover elkaar. De torens lijken erg op elkaar. Zeker twee voor de prijs van één. In de Genovese bezetting zijn hier wat Griekse vluchtelingen neergezet. Maar zoals dat in die tijd ging, werd meer dan de helft van deze allochtone vluchtelingen door de localen uitgemoord. Het restantje is door de Franse overheid in bescherming genomen. Wat dat betreft verandert de geschiedenis niet veel.

De volgende ochtend via Cap Rosso naar Girolata. De kust is inderdaad roodgekleurd. Honderd meter hoge kustlijn van afgeronde rode rotsen. Na een stop in Girolata, waar je alleen met boot of muildier kunt komen, want het ligt midden in het Nationale Park van Corsica, varen we verder door de Gargalo passage. Ruime wind met Bolle fan op. Links en rechts torenhoge rode rotsen en azuurblauw water. Om een uur of vier gooien we het anker uit in Baie di Nichiareto.

Helaas wakkert de wind aan vanuit het westen, zodat we besluiten door te varen naar Calvi. Aanwakkerende wind ’s avonds, daar heb ik het niet zo op. Corsica is een hoog gebergte, dus overdag heb ie sea-breeze en ’s avonds landwind.

Tijdens het vertrek zien we in de verte aan lager wal een heftig gesticulerende Italiaan in een veel te kleine zwembroek en een veel te grote speedboot met een nog grotere motor. Oftewel een pikverlengend attribuut. Zijn motor doet het niet meer. Inmiddels is de wind goed aangewakkerd. We gooien hem een lijn toe en houden met de motor de kop in de wind, terwijl hij zijn anker ophaalt. Als er nu iets misgaat, vliegt zijn rubberen pikverlenging op de rotsen. Hij haalt ongeveer honderd meter ankerlijn op met daaraan een lullig ankertje. Vervolgens zeilen we met motor bij richting Calvi, terwijl de Italiaan zit te kleumen in zijn rubberboot. We lachen ons suf: de kleine ‘Hornblower’ met zo’n grote speedboot op sleeptouw, wel drie keer z’n eigen gewicht. We hebben helaas geen sleepvlaggetje.

Na een uur motorsailen belanden we in de baai van Calvi. Weer zo’n mooie stad met zo’n citadel die overal overheen kijkt. Als we de haven inzeilen, is de Italiaan nergens te bekennen. Waarschijnlijk ligt bij op de bodem van zijn schip zich te schamen. Wij varen zelf naar buiten en gaan voor anker in de baai.

Electrickery..

De volgende dag leggen wij de boot in de haven (kosten f 30,-) en huren een motorfiets. Een prachtige tocht naar de gebergten in het binnenland. De volgende keer nemen we meer tijd en gaan dan ook een huttentocht maken in die hooggebergten. ’s Avonds ergens in een Auberge wildzwijn gegeten en zelfgemaakte Eau de Vie du Patron gedronken. Denkend aan de fl 7000,- deposit, rustig weggereden op de motorfiets en inderdaad na 500 meter omgevallen, zodat we maar ter plekke in de maquis onze roes hebben uitgeslapen.

’s Ochtends om 6 uur terug gereden naar ons scheepje. Er staat een stevige zuidwesten wind, zodat we ruime wind wegstuiven richting Cap Corse. Bugs kan de lijn niet vasthouden achter de boot. We besluiten zeil te minderen en gaan op fok en druil verder. Helaas heeft de autohelm het begeven, één van de twee electronica-onderdelen aan boord. Op de Hornblower roest zelfs roestvrij staal. Het wordt weer met lijntjes werken. We laten Ile de Rousse liggen; vier uur later en achttien mijl verder ankeren we in Anse de Malvaco.

De aflandige wind brengt de geur van rosemarijn met zich mee. Het heet hier de Desert des Agriates, tienduizend hectare zonder water en bewoning. Als we de volgende ochtend een wandeling maken komen we velden van rozemarijn, tijm en eucalyptus tegen. We maken wat droogboeketjes voor aan boord. De volgende dag varen we naar St. Florent, om inkopen te doen. De baai is bezaaid met speedboten met microcephalen achter het stuur zonder enig begrip voor “la Mer”. Het “peu agite” van de meteo is helaas niet van toepassing.

We overnachten in een heel ondiep riviertje bij St. Florent, waar deze eikels niet kunnen komen (Anse de Fornali). De volgende dag, na inkopen in St. Florent, zeilen we noordwaarts richting Cap Corse. We ankeren voor Nonza, wat ongeveer 200 meter boven ons uit tornt. Als we langs het steile voetpad omhooglopen, komen we langs helaas verwaarloosde tuintjes met een prachtig irrigatie systeem en ingegraven cisternen, waar het water naartoe stroomt van een hoger gelegen bron, met een moeder Maria erboven.

In het dorp horen we dat het nog zo’n 20 jaar geleden een bedrijvige boomgaard was van allerlei soorten vruchten. Maar het verdient beter een barretje in elkaar te timmeren en capucino’s aan toeristen te serveren. Als we weer naar beneden lopen, zien we verwoeste muren en ernstige bodemerosie door loslopende koeien. Het doet me erg denken aan de Transkei (Zuid Afrika).

We varen met een Feeling 36 op richting Cap Corse. De Feeling is geheel bemand met professionele zeilers. Ze hebben allemaal handschoenen aan. Als het plotseling harder begint te waaien, strijken we het grootzeil, en spuiten onder fok en druil om de kaap. De Feeling ligt met klapperende zeilen bij. Eerst denk ik dat er man over boord is, maar de motor wordt gestart. Het waait waarschijnlijk te hard. Om de kaap gaan we voor anker in Rade de Ste. Marie.

Finale grosso

Bij de ruïne van een Genovese toren ligt een Hollands jacht. We genieten van een maaltje, terwijl de zon achter Cap Corse verdwijnt. Zoonlief van het Hollandse jacht komt langszij: of we koffie komen nuttigen. Aan boord zijn Pa en Ma en drie kinderen. Ze zijn jaren geleden Holland ontvlucht en hebben nu een restaurant in de Zwitserse Alpen. Na veel sterke verhalen en drank gaan we laat te kooi.

De volgende ochtend om 7:00 uur beginnen we aan de oversteek naar Elba. We laten het eiland Capraia aan bakboord liggen. Een gevangenen eiland, maar door het toerisme zijn die al een aantal jaren geleden verjaagd naar het eiland Gorgola, 20 mijl noordelijk. Na een bloedhete oversteek komen we’s avonds aan in Port Ferralo. De volgende dag bekijken we het huis waar Napoleon een aantal jaar heeft gezeten. Zo zouden wij ook wel in ballingschap willen zitten. Als we op z’n terras staan, zien we donkere wolken aankomen, en besluiten maar terug naar de boot te gaan. Relinde doet wat inkopen en ik gooi de boot los, want ik vind het geen prettig idee om tussen allerlei grote schepen te liggen als het gaat poeieren.

Geen minuut te laat. Een grote stofwolk drijft over de haven en er komt een enorme klap wind. De boot waar ik langszij lag, wordt losgeslagen van de wal. Beide landvasten zijn geknapt. Vervolgens een enorme wolkbreuk. Het water stroomt van de heuvel door de winkeltjes de haven in. Iedereen helpt met dweilen. Na deze apotheose vertrekken we naar het vaste land. Twee uur na aankomst in St. Vincenzo rijden we richting Nederland, een aantal liters wijn en olijfolie rijker, als dank gekocht van onze wijnboer, voor het stallen van de auto. Volgende ankerplaats: het Posthuis. .

Michiel en Relinde Schepers

Referenties:
Korsika, Sardinien, Elba. Bohm 1 Robring. Delius Klasing Verlag ISBN 3-7688-0570-0.
AdmiralityChart nr. 1131 Corsica
158 Vada to Civita Vecchia.